Belastingregels fnuikend voor energietransitie bedrijfsleven

30 september 2020Leestijd: 8 minuten
Het mkb is van mening dat de heffingen op energieverbruik de grote energieslurpers ontzien. Foto: Westend61/Getty Images

De klimaatambities van het kabinet zijn groot, maar de echte energietransitie ­voltrekt zich op de werkvloer. Om de doelstellingen te halen, moeten wet- en regelgeving op de schop.

In 2030 moet Nederland 49 procent minder broeikasgassen uitstoten, in 2050 zelfs 95 procent. Eind september presenteerde het kabinet de eerste ‘bouwstenen’ voor een nieuw Nationaal Milieubeleidsplan. Dat plan moet zorgen voor een helder en effectief mi­lieubeleid, uitgaand van principes als ‘de vervuiler betaalt’ en ‘de juiste balans tussen ecologie en economie’.

Energietransitie: groot betaalt voor klein

Dat de energietransitie ook op de werkvloer moet gebeuren, is evident. De overheid heeft tal van subsidiemogelijkheden en belastingvoordelen voor bedrijven die willen investeren in energiebesparing of de opwekking van duurzame energie. Gedeeltelijk worden de regelingen door het bedrijfsleven zelf betaald, door heffingen op gas en elektriciteit. Daar ontstaat al gemor: het mkb is van mening dat de grote energieslurpers worden ontzien.

Kernenergie

Lees ook dit ingezonden opiniestuk van ingenieur Hans Dik: Energieakkoord is zonder kernenergie onhaalbaar

Tata Steel in IJmuiden verstookt jaarlijks een paar honderd miljoen kubieke meter gas en betaalt iets meer dan 1 cent aan energiebelasting per kubieke meter. De meeste midden- en kleinbedrijven verstoken minder dan 170.000 kubieke meter gas per jaar (een gemiddeld huishouden zit op 1.300 kuub volgens het Nibud) en dan geldt het tarief van 33 cent belasting per kuub. Daar staat tegenover dat de grote industrie volgend jaar een heffing op het broeikasgas CO2 moet gaan betalen, die vanwege allerlei uitzonderingen pas in 2024 echt gaat bijten.

Voor bedrijven die jaarlijks meer dan 25.000 kubieke meter gas verbruiken of 50.000 kilowattuur elektriciteit, geldt al een ‘energiebesparingsplicht’. Per sector, bijvoorbeeld detailhandel, garagehouder en horeca, zijn de besparingen tot in detail uitgewerkt. Op de naleving is nauwelijks toezicht. In hoeverre ondernemers zich eraan houden, is niet bekend.

in de praktijk is er nauwelijks een begin gemaakt

Hoe dan ook: er is een complex bouwwerk aan regels, heffingen en subsidies opgetuigd. Is dat genoeg om de klimaatambities te realiseren? Ton Schroor (50) is directeur VNO-NCW MKB Noord en oud-D66-wethouder in de stad Groningen. Zijn noordelijke nuchterheid plaatst de Haagse ambities in perspectief. ‘Die doelstellingen met betrekking tot de CO2-uitstoot worden bij lange na niet gehaald. Op papier is de wereld veranderd, in de praktijk is er nauwelijks een begin gemaakt.’ Met onwil heeft dat volgens Schroor niets te maken, wel met gewone bedrijfsvoering. ‘Bedrijven willen hun uitstoot best stevig verlagen. Maar wel op een moment dat zij hun huidige machines toch moeten vervangen. Op het ogenblik zijn mkb-bedrijven vooral bezig met overleven in plaats van investeren.’

Los van de coronacrisis speelt er nog iets anders, zegt de werkgeversvoorman: het mkb is ‘onbewust onbekwaam’ op het gebied van innovatie. Anders gezegd: de kennis over milieubesparende technieken schiet tekort. ‘In het algemeen heeft het mkb een korte horizon. Onze doelgroep is niet bezig met milieu-ambities en doet alleen dat wat verplicht is. Energiebesparing bijvoorbeeld: meer isolatie, zonnepanelen op het dak. Wat dat betreft zijn we niet veel verder dan tien jaar geleden.’

De boodschap van Schroor: bedrijven moeten deels worden gesteund als ze investeringen in nieuwe, zuiniger machines naar voren halen. ‘Alleen dan kan de overheid het proces versnellen. Ik heb er nog geen regeling voor kunnen vinden. Het besef dat de huidige doelen niet haalbaar zijn, zal nog wel komen. Dan kun je een nieuw plan schrijven met nieuwe jaartallen, zoals dat in bestuurlijk Nederland gebruikelijk is, of out of the box gaan denken.’

Vlammen uit de pijp

Dat geldt zeker ook voor de Belastingdienst, zegt Bastiaan Kats (49), die zich bij belastingadviseur EY dagelijks bezighoudt met milieubelastingen. In de praktijk blijken milieuvriendelijke oplossingen vaak te zwaar belast door de fiscus. ‘Als je langs de Rotterdamse haven rijdt, dan zie je bij de raffinaderijen vaak van die vlammen uit fabriekspijpen komen die ontstaan doordat restgassen bij het productieproces worden afgefakkeld. Affakkelen levert een hoge CO2-uitstoot op, maar ook warmte. Die warmte zouden andere bedrijven in de haven goed kunnen gebruiken om hun installaties op te laten draaien.’ De raffinaderij stoot dan minder CO2 uit, en het productiebedrijf hoeft geen of minder aardgas af te nemen. Maar het belastingsysteem is daarop helemaal niet ingericht, legt Kats uit.

‘Het bedrijf naast de raffinaderij dat de restgassen wil afnemen, moet daarover belasting betalen alsof er nieuw aardgas wordt gekocht.’ Investeringen in installaties waarmee de restgassen van de raffinaderij kunnen worden afgenomen, zijn daardoor minder rendabel. Zou de belastinginspecteur hier meer ruimte krijgen van het ministerie van Financiën, aldus Kats, dan was die installatie er misschien wel gekomen.

Hetzelfde geldt voor een bierbrouwer die biomassa als restproduct uit gerst en hop omzet in biogas. ‘Fiscaal worden restgas en biogas net zo behandeld als aardgas,’ zegt Kats. ‘Nu wij als Nederland van het gas af willen, zou ik het logisch vinden dat er in de wet een onderscheid komt tussen de soorten gas.’

Maar de fiscus stimuleert toch ook ‘groene’ investeringen met speciale aftrekposten? En dan zijn er ook nog tal van subsidieregelingen. ‘Ja, maar dat zijn vaak lijsten met daarop vastomlijnde investeringen, die jaren geleden zijn bedacht,’ zegt Kats. ‘Doe je iets goeds wat niet op de lijst staat, dan heb je pech.’

Verplicht investeren in besparen

Vooral kleinere ondernemers verdwalen in de subsidiejungle, zegt Hans Biesheuvel (55), voorman van ondernemersorganisatie ONL. ‘De bestuurlijke dichtheid van Nederland is enorm. Je hebt met allerlei instanties te maken. Het is heel moeilijk daarin je weg te vinden.’

Ingenieursbureau Royal HaskoningDHV onderzocht in opdracht van de industrie waar en hoe de meeste CO2-besparingen te realiseren zijn. Zónder nieuwe infrastructuur of wetgeving kan er vanaf 2025 jaarlijks 3 miljoen megaton CO2 minder de lucht in worden geblazen, mogelijk gemaakt door (verplichte) investeringen in energiebesparing die binnen vijf jaar worden terugverdiend. Een aardige stap, maar niet meer dan 15 procent van de totale Nederlandse ambities voor 2030.

Er moet dus meer gebeuren. Erik Huber (64) is bij Royal HaskoningDHV gespecialiseerd in energietransitie. ‘Bedrijven zijn met heel veel dingen tegelijk ­bezig: andere verdienmodellen, de coro- nacrisis. In veel gevallen is er sprake van een hoofdkantoor in het buitenland waar ze zeggen: je moet wel concurrerend blijven. Voor tussentijdse investeringen wordt vaak een terugverdientijd van één à anderhalf jaar verwacht.’

Waterstof in Rotterdam

Huber pleit voor een ‘wenkend perspectief’ voor Nederland als groene vestigingsplaats. Het gasnet kan worden ingezet voor waterstof, Rotterdam kan zich ontwikkelen tot centrum voor waterstofproductie en -distributie en de resterende CO2-uitstoot kan worden opgeslagen in gasvelden op de Noordzee. ‘Zo faciliteer je vergroening van bestaande en vestiging van nieuwe duurzame industrieën, en voorkom je een teloorgang à la de Rust Belt in de Verenigde Staten. Met goede regie is er enorm veel mogelijk. Daarmee bedoel ik overigens niet dat de overheid alles maar moet betalen.’

 Wat trekt bedrijven over de streep? Consistent beleid, en een gelijk speelveld

Onvoldoende vertrouwen is voor ondernemers de belangrijkste hobbel. Huber. ‘Wat trekt bedrijven over de streep? Consistent beleid, en een gelijk speelveld, tenminste binnen Europa. Dan komen investeringen gemakkelijker los.’

Wat niet past bij een consistent mi­lieubeleid: botsende milieuregels. Henry Raben (53), directeur industrie bij ingenieursbureau Tauw, ziet dat klanten die een nieuwe, milieuvriendelijker fabriek willen bouwen, tegen het veelbesproken stikstofdossier oplopen: in gebieden waar de stikstofnormen (ingesteld om natuurgebieden te beschermen) worden overtreden, mag er niet meer zomaar worden gebouwd. ‘Dit is de flessenhals waar alle nieuwe projecten doorheen moeten. Enkele bedrijven hebben voor de uitspraak van de Raad van State over het stikstofbeleid terreinen aangekocht, maar kunnen daar nu niets mee omdat aan het bestemmingsplan geen stikstofrechten zijn gekoppeld.’

Fiscale regels frustreren verduurzaming in de bouw‘Een gebouw met een houten constructie presteert volgens de huidige rekenregels op het gebied van duurzaamheid ongeveer 25 procent beter dan een gebouw met een betonnen constructie. Maar de bouwkosten liggen bij hout 5 procent hoger,’ zegt Mathew Vola (45), die de percentages haalt uit de zogeheten Milieuprestatie Gebouwen, de maatstaf om de duurzaamheid van gebouwen mee te berekenen.

 

Als directeur van ingenieursbureau Arup Nederland is hij betrokken bij tal van bouwprojecten. Eén ervan is ‘Haut’ in Amsterdam, het hoogste ‘hout-hybride’ gebouw van Nederland. Vooralsnog is het ook een van de weinige grote projecten waar hout een dominante rol speelt bij de constructie. Dit tot frustratie van Vola, die ervoor pleit om hout veel grootschaliger toe te passen in de bouw. De kosten liggen volgens hem in werkelijkheid namelijk een stuk lager, en de milieuvoordelen zijn juist veel groter.

 

Vola: ‘Het omhakken van een boom, het d rogen en verzagen ervan en het transport vergen maar een fractie van de energie die bij de productie van beton of staal komt kijken. Ook heeft hout het vermogen om CO2 op te nemen.’ Dat laatste is een aspect dat niet in de Milieuprestaties Gebouwen is meegenomen. Daarnaast zit er op de productie van ­beton en staal nog veel fiscale subsidie. Wat Vola betreft moet die subsidiestroom worden verlegd naar hout.

 

De komende jaren moeten in Nederland honderdduizenden huizen verrijzen. Wat Vola betreft een kans: ‘Bij de inzet op hout kan een nieuwe, schonere industrie ontstaan die tegen een lagere kostprijs huizen kan bouwen.’

Beton is nog steeds dominant in de bouw, ondanks de hoge CO2-uitstoot. Foto: Mariete Carstens/HH/ANP

Snoeien in het woud van wetten

Bedrijven kunnen de stikstofuitstoot van een fabriek omlaagbrengen door bijvoorbeeld geen gas meer te verbruiken, maar volledig op elders geproduceerde elektriciteit te gaan draaien. Ingrijpend, duur en niet altijd zuiniger, zegt Raben. Bovendien schiet het elektriciteitsnet hiervoor vaak tekort.

Een andere oplossing is het opkopen van stikstofrechten van andere ondernemers in de buurt. Maar als die er al zijn, dan mogen ze maar voor 70 procent worden gebruikt. ‘Dat is niet altijd lucratief,’ stelt Raben vast. ‘Het wachten is op nieuwe technieken, zoals waterstof, en een aangepast stikstofbeleid waardoor ini­tiatieven weer mogelijk zijn. Het is waarschijnlijk dat bepaalde activiteiten zullen verhuizen naar het buitenland. Dat is echt een reëel risico.’

De klimaatambities vergen niet alleen ingrijpende veranderingen in productiemethoden. Ook wetten en regels die dit tegenhouden, moeten eraan geloven.

‘Milieustraf’ voor groene glastuinders

Rozenkweker Marc Koene (36) heeft zijn verbruik van fossiele brandstoffen omlaaggebracht door de energie voor kaslampen niet zelf op te wekken met aardgas, maar te betrekken van het elektriciteitsnet – geheel in lijn met het overheidsbeleid. Maar dit jaar is ‘zijn’ familiebedrijf SK Roses een slordige 400.000 euro extra kwijt aan de zogenoemde Opslag Duurzame Energie (ODE), waarmee de subsidiepot voor duurzame projecten wordt gevuld.

 

‘Zonder met ons te overleggen is het tarief dat wij moeten betalen met 177 procent verhoogd,’ zegt Koene. ‘Meer dan zeshonderd glastuinders zitten met hetzelfde probleem. Daar zitten ook ondernemers tussen die zwaar hebben geïnvesteerd in een elektrisch aangedreven warmtepomp. We voelen ons voor de gek gehouden. Op deze manier gaan wij geen handtekening zetten onder het klimaatakkoord. Ondernemers denken nu: ik kan beter weer overschakelen op aardgas.’

 

Dit jaar wordt er met de ODE-heffingen meer dan 3 miljard euro opgehaald. Brancheorganisatie Glastuinbouw Nederland vindt dat middelgrote ondernemers als SK Roses onevenredig zwaar worden aangeslagen voor de financiering van milieu-investeringen. ‘Ze worden niet beloond voor hun inspanningen,’ zegt Sjaak van der Tak (64), voorzitter van Glastuinbouw Nederland. ‘Sterker: ze worden behandeld als melkkoe van de overheid.’

 

De oud-burgemeester van de gemeente Westland lobbyt inmiddels in Den Haag voor compensatie. ‘De sector is al sinds 2006 bezig minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen. Dan voelen dit soort tariefsverhogingen onrechtvaardig.’

Glastuinders zijn door elektrificatie minder afhankelijk van aardgas. Foto: Flip Franssen/HH/ANP