Meisje achter glas

22 maart 2020Leestijd: 2 minuten
Medewerkers Albert Heijn werken achter plexiglas. Foto: ANP

Ik zie haar bijna elke dag, maar ik weet niet hoe ze heet. Ze werkt in mijn supermarkt, even verderop. Ze doet een tussenjaar, vertelde ze eens. Bedenken wat ze wil gaan doen. Ze is verlegen en ontstellend lief – in elk geval in de winkel, schrijft Ron Kosterman

Er wonen ouderen in mijn buurt die er alles aan doen, heb ik gezien, om bij haar te kunnen afrekenen. Het is een kleine vestiging van een grote keten, midden in Amsterdam. Ze is er één van tienduizenden in het land. Soms draagt ze een klein ringetje in haar neus.

Blij dat ze iets kon betekenen

Donderdagochtend zat ze voor het eerst achter glas. Toen ik de winkel binnenkwam, zag ze me. ‘Ik heb drie pakken wc-papier hier,’ riep ze vanachter de kassa, terwijl ze haar arm naar de grond naast haar bewoog. Bijna trots. Blij dat ze iets kon betekenen, leek het. ‘Voor vaste klanten,’ zei ze. ‘Wilt u?’

‘Ik heb het niet nodig, maar heel aardig van je.’ Ik liep door het hekje. Vijf seconden later had ik me bedacht. ‘Is goed,’ riep ik. ‘Ik wil toch wel. Kom er zo aan.’ Dit kon ik niet weigeren.

Een week lang had ik in mijn supermarkt geen wc-papier kunnen krijgen. Haar collega’s – leuke, brutale meiden, bij wie ik ook weleens afrekende  – lieten, vaak met flarden straattaal, weten hamsterende mensen maar idioten te vinden.

Zij niet. Ze schudde het hoofd lichtjes, bloosde en fluisterde dan iets als: ‘Ik begrijp het, geloof ik, ook niet helemaal.’

Dat glas hangt veel te hoog

Vrijdagochtend zat ze er weer, achter dat glas. Net als de dag ervoor zei ik dat dat veel te hoog hing. Natuurlijk moeten al die boodschappen onder dat glas door kunnen, maar waarom zoveel ruimte? Een peuter zou eronderdoor kunnen niesen.

Ik had een flesje verse sinaasappelsap en een plastic zakje met twee croissants in mijn handen. Ik wilde ze aan haar geven, zodat zij ze kon scannen. Plots besefte ik: wat doe ik nou? ‘Zit je achter dat glas en dan wil ik dit zo maar in je handen duwen.’ Ze lachte. ‘Geef maar, hoor.’