Marijke Hilhorst: ‘Eindelijk gewoon mijn eigen geld terug’

30 december 2014Leestijd: 4 minuten
'ANP'

Marijke Hilhorst schrijft een wekelijkse column voor Elsevier en is gespecialiseerd in levens- en familieverhalen. Haar columns gaan over grote en kleine zaken, maar altijd bezien door de ogen van het individu.

Ze sloot af op een toon die vooral een innige tevredenheid met zichzelf verraadde: ‘Nou, als dit geen heerlijk begin van het nieuwe jaar is.’ Alsof ik de gelukkige in een loterij was en mij een flink geldbedrag ten deel was gevallen. Ik stelde haar niet teleur. Nee, ik overdreef zelfs en zei van de weeromstuit: ‘Geweldig.’

Begin december was het misgegaan toen ik geld probeerde te pinnen zodat ik bij het bloemenstalletje op de hoek nog even een boeket kon kopen voor onze gastvrouw die avond. Eenmaal alle handelingen volgens het boekje afgerond – pasje erin, viercijferige code, ok, bedrag ingetoetst, ok, piep, piep, pasje eruit – stagneerde de machine bij de gelduitgifte. De volgende klant werd al verwelkomd op het scherm; ik bleef met lege handen staan. Het was stikdonker, miezerig koud en tegen sluitingstijd.

Slaapplaats

Terwijl ik het nummer belde dat op de automaat stond, naar het bandje luisterde, op verzoek een 1 of 2 intoetste, als reactie kreeg dat ik geen keuze had gemaakt, en mijn ergernis over de situatie toenam, trok een heftig naar drank stinkende man aan mijn mouw. In mijn rechteroor klonk op slepende toon de vraag ‘of ik een klein bedrag voor een slaapplaats kon missen’ en links vroeg op datzelfde moment een krachtdadige damesstem waarmee ze mij van dienst kon zijn. Ik joeg de arme man met een gebaar weg en legde het uit.

Maar de man liet zich niet zo maar wegjagen en greep mijn arm beet. Hij was nu zo dichtbij dat behalve de alcoholbries, lijfluchtjes mijn neus bereikten. Ik voelde misselijkheid opkomen, riep iets erg onaardigs tegen hem, waarop de dame aan de andere kant van de lijn me toesprak alsof ik een klein kind was: ‘Gaat u nu rustig naar mij luisteren? Zo niet dan hang ik op.’

Terwijl ik me afvroeg hoe ik in deze ongelooflijk slechte film was beland, en wie in ’s hemelsnaam de regisseur was, moet iemand het bordje met de tekst ‘scene 3, take one‘ hebben dichtgeklapt.

Luisteren

Er reed een auto het trottoir op, tot vlak voor de automaat waar ik nog steeds stond te telefoneren en juist op dat moment een bedeesd ‘ja mamma’ in de hoorn fluisterde. Ik zou rustig luisteren.

De jonge chauffeur, kaalgeschoren hoofd, donker pak, brede schouders, duwde met een machtige zwaai van beide armen zowel de zwerver als mij aan de kant, stak zijn pasje in de automaat, nam zijn pak bankbiljetten, stapte in de stationair draaiende auto, en reed weg. Door het open raampje blafte een rapper iets over get rich or die trying.

De kordate dame had mij intussen laten weten dat zij niets voor mij ging doen aangezien ik geen rekeninghouder was. Ik moest naar mijn eigen bank gaan om de zaak in orde te laten maken. Daar konden ze zien of het bedrag daadwerkelijk van mijn rekening was afgeschreven en als er geen sprake was van uitbetaling, was het in de meeste gevallen ook alweer teruggestort. Gek genoeg stelde mij dat helemaal niet gerust.

Gelukkig mocht ik op de valreep mijn bankfiliaal nog binnen, waar het in tegenstelling tot buiten tenminste droog, lekker warm en licht was. Ondanks het late uur waren er wachtenden voor me. Dat gaf me tijd om het idiote interieur eens goed in me op te nemen: het had veel weg van een Amerikaanse diner. Helle verlichting. Voor de balie een rij witte kunststof barkrukken bekleed met oranje skai.

Depressieveling

Op een ronde lage bank in dezelfde kleurstelling waren twee vrouwen druk met elkaar in gesprek, ieder met een volgnummertje tussen duim en wijsvinger. Ik ving flarden op. De blonde had het over haar moeder, die ze een ‘flamboyante depressieveling’ noemde, wat me een dodelijke combinatie van eigenschappen leek, van de andere, een brunette, ving ik deze zin op: ‘Sommige mannen hebben een vrouw nodig om ze te vertellen waar ze moeten krabben.’ Het is een tekst die tegen mijn wil blijft hangen. Vervreemdend, vooral in dit misplaatste decor.

Het gepinde geldbedrag was inderdaad afgeschreven. En bleef afgeschreven. Mijn bank diende een klacht in bij de concurrent. Vijf dagen later werd ik opgebeld dat eraan werd gewerkt, maar dat het onderzoek naar de toedracht wel een week of zes in beslag kon nemen. En deze week bereikte mij dus het verheugende bericht dat het in orde was en of dat geen heerlijk begin van het nieuwe jaar was.

Geweldig. Na bijna zes weken had ik gewoon mijn eigen geld terug.

Elsevier 71ste jaargang, nummer 2, 10 januari