Deeleconomie? Ook hipsters willen bezit stiekem zelf houden

26 augustus 2014Leestijd: 3 minuten

‘Sharing is caring’ luidt tegenwoordig het credo in de hipster-deeleconomie. Het uitlenen van een aangekoekte friteuse kunnen we allemaal. Maar deelt de hipster zijn gloednieuwe cabrio met even veel plezier?

Af en toe sla je de krant open en dan kijkt een blije hipster je aan, zo’n jongen met een baard, naar achteren gekamd haar en een paar tatoeages. Die vertelt dan hoe hij de wereld ziet en uiteraard is dat heel anders dan het was. Zo denk je nu eenmaal wanneer je jong bent. Ja mensen, toen ik jong was, vertelden ouderen hoe het moest. Ben je dan zelf eindelijk wat ouder, dan vertellen jongeren hoe het moet. Nooit rust.

Deeleconomie

Zo’n jongen zegt vervolgens dat we in een deeleconomie leven. Vroeger, dat wil zeggen de afgelopen paar duizend jaar, leefden we in een heb-economie waarin het alleen maar ging om bezitsvorming. Hyperconsumptie heet dat. Dat vonden we nu eenmaal het leukst, want bezit is status en de juiste status dwingt respect en bewondering af van de medemens.

En dat vinden we fijn.

Nee, dan de deeleconomie. Niet delen, da’s pas armoede, lees ik op een van de vele websites die zijn gewijd aan deze onstuimige ontwikkeling. In de deeleconomie deel je je spullen met vreemden. Dus je hebt een boor, maar die gebruik je natuurlijk bijna nooit. En die auto heb je eigenlijk ook niet elke dag nodig. Of de broodbakmachine. Of je hometrainer. Of een… nou ja, zo kunnen we eindeloos doorgaan. Ieders huis puilt immers uit van de spullen. Het is dus heel logisch en goed, ook in moreel opzicht, om die spullen te delen met iemand die ze op een bepaald moment meer nodig heeft dan jij.

Delen is niet leuk

Er is helemaal niets op de deeleconomie tegen. Toch moet ik er niet aan denken. En dat terwijl ik als kind hard meebrulde met de regels uit het sinterklaaslied: Eerlijk zullen we alles delen/suikergoed en marsepein. En als ik in de Bijbel las over delen, namelijk wie twee mantels heeft, deelt met wie er geen heeft, dan dacht ik: ja natuurlijk, dat zou ik ook doen!

Gelukkig kwam het er nooit op aan. Want als ik heel eerlijk ben, had ik toen al een grote hekel aan het afstaan van bezit, waartoe ik natuurlijk soms werd gedwongen. Dat hoorde bij het opgroeien.

Had je eens iets leuks, zoals een grote chocoladeletter, of een mooie Barbie, dan verscheen er altijd wel een arm kind aan wie je iets moest geven. Nog betreur ik het afscheid van een prachtige garage met Dinky Toys, speelgoedautootjes die inmiddels behoorlijk waardevol zijn geworden. Om van Skipper (het kleine zusje van Barbie) maar te zwijgen. Die gaf ik aan een nichtje dat me er nog steeds voor moet bedanken.

Ik kan niet zeggen dat ik veel plezier heb beleefd aan het delen van mijn bezit. Integendeel, ik heb het lang gemist.

Er zijn mensen die dus beweren dat weggeven je innerlijke vreugde verdubbelt. Dat zijn waarschijnlijk ook de mensen die blijven zeggen dat geven zaliger is dan nemen en dat je heel veel geld terugkrijgt als je het eerst maar weggeeft. Dat heb ik geprobeerd, en het is niet waar.

Hoever gaat de deelzucht?

De Franse anarchist Pierre-Joseph Proudhon (1809-1865) zei: eigendom is diefstal. En zo denken de ­hedendaagse hipsters er op hun typische lieve manier in wezen ook over. Zij vinden zichzelf ook reuze goed en hoogstaand, omdat ze zo weinig aan bezit hechten. Maar ik vraag me af hoever die deelzucht werkelijk gaat.

Als je echt wilt delen, doe het dan goed. Zo, dat het pijn doet. Een aangekoekte friteuse uitlenen, kunnen we allemaal. En opa’s fiets die je toch niet gebruikt, idem. Dat merk je niet en zo voel je je met weinig moeite toch een goed mens. Maar die leuke cabrio, waarvoor je jaren hebt gespaard? Deel je die met evenveel vreugde? Of leen je je laptop aan de buren, als je op reis gaat en je tablet meeneemt? Mag je vriendin met je moeders diamanten ring lopen als jij hem niet draagt? Dacht het niet.