De waarheid over het vertrek van W.F. Hermans uit Groningen

06 mei 2015Leestijd: 2 minuten
'ANP'

Hoe schrijver Willem Frederik Hermans en de Rijksuniversiteit Groningen in 1973 uit elkaar gingen, is altijd een mysterie gebleven. De officiële lezing is dat Hermans eervol verslag werd verleend, maar in werkelijkheid speelde er iets anders.

De algemeen geaccepteerde lezing dat hij, murw geslagen door de jarenlange pesterijen vanuit zijn instituut, bakzeil haalde, is onjuist, maar het is lastig om aan te tonen hoe het wel zat, omdat de twee betrokken partijen afspraken dat ze als het graf zouden zwijgen over de condities van hun scheiding.

Besprekingen

Maar weinig mensen weten hoe de vork echt in de steel zat. Eén van hen is prof. dr. JW Drukker. Hij stond er destijds als student-assistent met zijn neus bovenop. Voor het eerst beschrijft hij hoe Hermans’ vertrek tot stand kwam.

Drukker was toevallig aanwezig bij de geheime besprekingen tussen bemiddelaars van de universiteit en de schrijver. De Groningse universiteit wilde graag af van Hermans, terwijl de auteur bang was van zijn schrijfwerk alleen niet rond te kunnen komen.

Oplossing

Uiteindelijk kwamen de universiteit en Hermans voor beide partijen tot een bevredigende oplossing: Hermans zou arbeidsongeschikt worden verklaard en gebruik van de WAO, zodat hij, tot aan zijn pensioen, was gegarandeerd van een uitkering.

Zo kwam Hermans op een riante manier af van ‘zijn’ RUG en de universiteit op een buitengewoon goedkope manier van hem. Op 26 mei 1973 diende Hermans vervolgens  ‘om persoonlijke redenen’ zijn ontslag in, hetgeen hem door de universiteit ‘eervol’ werd verleend per 1 september 1973.

Geschiedenis

De rest van de geschiedenis is alom bekend. Hermans verkocht zijn villa aan de Julianalaan in Haren en verhuisde naar Parijs.

Omdat hij ook in die jaren voortdurend in angst leefde dat zijn inkomsten op den duur ontoereikend zouden blijken te zijn om zijn – vermaard buitensporige – levenswijze te kunnen volhouden, is het verleidelijk om een beredeneerde slag te slaan naar zijn inkomsten in die tijd en daarbij de vraag te beantwoorden in welke mate zijn uitkering daaraan heeft bijgedragen.