Dwangmatige werklust? Zo voorkom je een werkverslaving

14 februari 2014Leestijd: 4 minuten

Er is niets mis met bevlogen hard werken. Tenzij het excessief, obsessief wordt. Wie niets anders meer wil dan werken, loopt kans op te branden.

Dit artikel verscheen op 19 oktober in weekblad Elsevier.

De 21-jarige Duitser Moritz Erhardt had een glanzende carrière voor ogen toen hij afgelopen zomer in Londen aan zijn stage begon bij de Bank of America Merrill Lynch. Maar zijn ambitie werd zijn dood. Erhardt stierf aan een zware epilepsieaanval.

Die hing hoogstwaarschijnlijk samen met het feit dat hij non-stop werkte, met vaak maar drie uur slaap per nacht enkele uren vrij per week. Zijn ongezonde ijver werklust zijn niet ongebruikelijk in de Londense zakenwereld, zo bleek uit de reacties op zijn dood.

De grote vraag is natuurlijk: waarom werkte hij zo vreselijk hard? Werd hij daartoe gedwongen door zijn werkgever of was hij zo verslaafd aan zijn werk dat hij van geen ophouden wist? Het zal wel een fatale combinatie van beide zijn geweest.

Werkverslaving, bestaat dat eigenlijk wel? Jazeker, zegt Ilona van Beek (28). Als organisatiepsycholoog aan de Universiteit Utrecht hoopt zij binnenkort te promoveren op dit onderwerp.

Het begrip ‘verslaving’ is wel misleidend, voegt ze er onmiddellijk aan toe: ‘Want er is geen sprake van een lichamelijke geestelijke afhankelijkheid van een substantie. In de hersenen zien we ook niet dezelfde veranderingen als bij verslaving aan alcohol drugs.’ Liever spreekt Van Beek van excessief, obsessief werken, om te benadrukken dat het om een gedragsprobleem gaat. Met hard werken op zich is niets mis, benadrukt de onderzoekster.

Er zijn heel veel mensen die graag werken, omdat ze bevlogen zijn. Hard werken wordt bovendien in vrijwel alle culturen gewaardeerd. Het kan veel voordelen opleveren: carrière, roem, delen respect, geld. Zolang de harde werker zichzelf in de hand weet te houden door geregeld afstand te nemen, uit te rusten aandacht te besteden aan andere zaken in het leven, is er geen probleem.

Maar als werken dag in dag uit een allesoverheersende rol gaat spelen, dan is er iets mis. Dan kan worden gesproken van obsessiefcompulsief gedrag, vergelijkbaar met bijvoorbeeld poetsdrang. Hoewel dwangmatig werken niet is opgenomen in het onlangs vernieuwde handboek voor de psychiatrie, de chiatrie, DSM 5 5, valt er wel degelijk een profiel te schetsen van gelijk een dwangmatige werker op basis van wetenschappelijk onderzoeken, onder meer aan de Universiteit Utrecht. Van Beek: ‘Om te beginnen maakt hij of zij heel veel uren. Een groot deel van de dag, soms de nacht, wordt besteed aan werken. Vaak uit vrije wil niet omdat het van hogerhand wordt verwacht of geëist. Integendeel, de wacht werkgever of opdrachtgever zal dat continue werken misschien zelfs zorgwekkend vinden er bij de werker op aandringen het iets rustiger aan te doen.’

Maar een obsessieve compulsieve werker wil het niet rustig aan doen, zegt Van Beek. ‘Hij of zij kan aan niets anders denken. Hij blijft ook in zijn vrije tijd voortdurend met werk bezig. Hij neemt werk mee naar huis met vakantie, zelfs als dat niet nodig is. Hij kijkt ook almaar op zijn smartphone of tablet of er iets is wat verband houdt met het werk.’

Om voortdurend aan het werk te kunnen blijven, zorgt een obsessieve compulsieve werker dat hij een flinke werklast heeft. Van Beek: ‘We zien in onze onderzoeken dat werkverslaafden, om dat woord toch maar even te gebruiken, behoorlijk prestatiegericht zijn. Bovendien zijn ze vaak richt zeer consciëntieus perfectionistisch, wat een reden is om extra veel aandacht tijd aan hun werk te besteden. Ze delegeren ook niet graag, maar doen liever alles zelf, wat natuurlijk ook veel werk meebrengt. Verder zoeken ze extra taken die niet in hun functieomschrijving staan, zo als het helpen van collega’s, wat hun werk – last ook vergroot.’ Nou en? Als het uit vrije wil gebeurt en ze lijden er niet onder, wat maakt het dan uit? Lijden is een groot woord, zegt Van Beek.

‘Maar uit onderzoek komt naar voren dat obsessieve en compulsieve werkers wel degelijk kampen met negatieve effecten van hun dwangmatige werklust. Als ze niet aan het werk zijn, dan voelen ze zich ongemakkelijk en onrustig. Ze ervaren een innerlijke drang om weer aan het werk te gaan. Ze zijn zo met hun werk bezig dat ze aan niets anders kunnen denken en nergens anders belangstelling voor kunnen opbrengen. Dat doet schade aan hun privéleven. In onze onderzoeken zijn ook aanwijzingen gevonden dat de kwaliteit van hun sociale relaties achterblijft.’

Ook in andere opzichten kan dwangmatig werken schadelijk zijn: het put uit. Van Beek: ‘Werken kost energie en aandacht. Je kunt het alleen goed volhouden als je regelmatig de tijd neemt om te herstellen, om zogezegd de accu weer op te laden. Werkverslaafden nemen die tijd niet. Zij gaan door tot ze lichamelijk en geestelijk instorten, een burn-out krijgen.’

Wie lopen risico? Volgens Van Beek zijn dat vooral mensen die van nature wat onzeker zijn, weinig zelfvertrouwen hebben en emotioneel instabiel zijn. Die bovendien prestatiegericht zijn, perfectionistisch en consciëntieus. Als ze met deze eigenschappen terechtkomen in een werkomgeving waarin keihard werken de norm is en ook wordt beloond, en waarin een harde grens wordt aangehouden tussen werk en privéleven, dan lopen ze kans, net als de jonge Moritz Erhardt, om steeds meer verstrikt te raken in hun werk, tot ze geen leven meer over hebben.