‘Discussies over de EU gaan alleen nog maar om ja of nee, erin of eruit’

11 april 2014Leestijd: 8 minuten

Het debat over de Europese Unie zou moeten gaan over wát we willen, en vervolgens pas over de vraag hoe we dat dan het beste kunnen verwezenlijken.

Deze speech werd door europarlementariër Gerben-Jan Gerbrandy vrijdagochtend uitgesproken tijdens de boekpresentatie van Spanning in Europa (diverse auteurs) en Vervlogen Visioenen (Syp Wynia) in het Huis van Europa in Den Haag.

 

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen. Discussiëren over Europa gaat vandaag de dag nog maar om één ding: ja of nee, erin of eruit, wat kunnen we nog als Nederland alleen en wat moet Europees? Eerlijk gezegd vind ik dat een hopeloos armoedige invulling van het debat. Dat zou wat mij betreft moeten gaan over wát we willen, en vervolgens pas over de vraag hoe we dat dan het beste kunnen verwezenlijken.

Maar voordat ik toch op die centrale vraag in ga, wil ik eerst een analytische stap terug doen En kijken naar de veranderende wereld om ons heen. Wellicht dat het antwoord op die centrale vraag daar vanzelf uit kan blijken.

Ik wil beginnen met de grootste veranderingskracht van de afgelopen decennia: mondialisering of globalisering. Die ontwikkeling heeft ons leven radicaal veranderd.

We hebben de wereld letterlijk in onze broekzak gekregen. Mijn kinderen chatten net zo gemakkelijk met het oud klasgenootje dat nu in Singapore woont als dat ze spelen met de kinderen uit de straat. En hoewel we er in wezen helemaal niets mee te maken hebben, is een verdwenen vliegtuig van Malaysia Airlines wekenlang wereldnieuws. We volgens zelfs live de zoektochten. De wereld als digitaal dorp.

De winkels liggen vol met producten die in de verste uithoeken van de wereld geproduceerd zijn. De kosten daarvan zijn tot een absoluut minimum gedaald. En Nederlandse goederen treft je weer op de meest verlaten plekken van de wereld aan. Globalisering heeft ons veel gebracht en tot een enorme groei van de economie in de hele wereld geleid. De Duitse denktank Bertelsmann heeft globalisering weten te kwantificeren. Het heeft alleen al de Nederlandse burger tussen 1990 en 2011 jaarlijks €890 aan extra inkomsten opgeleverd. In totaal in die periode bijna €19.000.

Globalisering heeft de wereld ook veel sterker onderling afhankelijk gemaakt. Neem de smartphone. En als voorbeeld even deze iPhone. In de hele wereld te koop én in de hele wereld gemaakt. Er staat op: designed by Apple in California, Assembled in China.

Wat er niet op staat is waar de onderdelen vandaan komen. Maar dankzij internet en de daardoor meegekomen transparantie, kun je dat vanuit je luie stoel zo opzoeken. En dat is indrukwekkend. Afhankelijk van het model kunnen ze komen uit: China, VS, Frankrijk, Italië, Japan, Zuid-Korea, Vietnam, Thailand, Brazilië, Mongolië, Tsjechië, Hongarije, Duitsland, Oostenrijk, Filippijnen, Mexico. Onderlinge afhankelijkheid in optima forma.

Globalisering heeft de wereld kleiner gemaakt. Vrijwel ieder uithoekje in de wereld is ontdekt en je kunt de halve wereld via webcams zelfs live in de gaten houden.

Globalisering leidt ook tot machtsconcentratie en heeft economische spelers in de wereld groter gemaakt. Als de grootste bedrijven ter wereld, zoals Wall Mart, Shell, Exxon Mobile, landen zouden zijn, zaten ze bijna in de G20. Een land als Argentinië (plek 26), met een BNP van ongeveer $475 miljard is te vergelijken met de omzet van deze bedrijven.

En wat geldt voor bedrijven, geldt ook voor landen. Of beter gezegd: voor groepen van landen. Globalisering leidt vaak tot machtsconcentratie en de macht van de grootste.

In die steeds verder integrerende wereld heeft Europa een bijzondere positie. We zijn de grootste economie ter wereld. Groter dan de VS. Europa heeft de hoogst opgeleide bevolking. De meeste topuniversiteiten. Europeanen zijn het meest creatief, leidend in innovatie. Europa is het meest stabiele continent. En we hebben met afstand de beste infrastructuur. Met andere woorden: het welzijn ligt in Europa op een uniek niveau. Er is geen betere plek op de wereld om te leven. Sterker nog, geen mens heeft het in de geschiedenis ooit beter gehad dan de Europeaan van vandaag. Goed beschouwd is het
een mirakel dat de overige 6,5 miljard mensen op aarde niet allemaal in Europa willen wonen. Zo beschouwd valt het aantal immigranten heel erg mee.

Maar ondanks al deze unieke verworvenheden zit Europa mentaal in zak en as. Is dat de wet van de remmende voorsprong? Is het de beruchte angst van de topsporter: het gemakkelijker aan de top te komen, dan er te blijven? Is het de angst dat we van de top van de Olympus gestoten kunnen worden door anderen?

Europa lijkt veranderd van die prachtige vrouw, ooit door Jupiter als stier geschaakt, tot een konijn dat kijkend in twee felle koplampen als versteend blijft zitten.

Voormalig Duits minister van Buitenlandse Zaken Joshka Fisher vergeleek Europa met een bootje dat halverwege een brede, woest stromende rivier ligt en alleen maar achter- of vooruit kan. Als konijn wordt Europa overreden, als bootje stromen we vanzelf de zee op. Geen prettig vooruitzicht.

Dat is waar Europa nu staat, of ligt. En het heeft twee keuzes: achteruit, zeg maar de PVV- of SP-oplossing, of vooruit, de D66-keuze. Daar tussenin zitten alle andere partijen die of versteend midden op de weg blijven zitten of gestopt zijn met roeien.

De vraag is of Europa die prachtige vrouw kan blijven zijn. Dat zal denk ik iedere partij in Nederland wel willen. Hoewel ik de Partij voor de dieren ervan verdenk dat ze liever kiezen voor dat konijn.

En natuurlijk kan dat, maar de enorm snel veranderde wereld dwingt Europa om zelf ook te veranderen, oftewel ook verder te gaan.

Want hoewel de basis ijzersterk is, zal die bij stilstand langzaam verbrokkelen.

Kijk maar eens naar de bedreigingen.

Europa heeft de minste eigen grondstoffen. Slechts 30 procent van de gebruikte grondstoffen komt uit Europa.

Europa vergrijst.

Europa groeit minder snel dan andere delen van de wereld.

En Europa heeft een veel te ingewikkeld en traag bestuur.

En daar staan we nu. De grote vraag is dus: hoe nu verder? Globalisering lijkt mij een niet te stoppen mondiale ontwikkeling. Niet te stoppen omdat deze deels technologie gedreven is, maar ook omdat deze aantoonbaar de welvaart en welzijn van mensen vergroot. Er zijn dus maar weinig mensen op de wereld die dat proces überhaupt zouden willen stoppen. Ja, de Taliban of andere radicale vooral religieuze bewegingen die tegen modernisering zijn. Maar verder vrijwel niemand. Zelfs de PVV-er of SP-er wil een betaalbare smartphone en flatscreen-tv.

Laten we dus de verdergaande globalisering als gegeven aannemen. Dan is vervolgens de vraag hoe Nederland het beste haar belangen in die snel veranderde wereld kan behartigen.

En wat zijn dan eigenlijk die belangen van Nederland in de wereld? Ik kan mij zo voorstellen dat wij onze welvaart verder willen laten groeien. En als exportnatie bij uitstek is een eerlijke vrije handel daarvoor essentieel. Wij hechten daarnaast aan sociale rechtvaardigheid, aan een schoon milieu, aan mensenrechten, democratie, vrede en veiligheid. Met andere woorden: wij verbinden criteria aan de globalisering.

En laat dat nou het beste kunnen via de Europese Unie. Weliswaar heeft Nederland als 17e of 18e economie van de wereld, best een prominente rol in de wereld. Maar de grootte van onze economie is relatief. Niet alleen zijn de allergrootste economieën, zoals de VS, Japan, China, vele malen groter, de grote opkomende markten groeien ook nog eens stukken sneller. De invloed van Nederland op het wereldtoneel zal dus steeds verder afnemen. Tenzij we onze stem kunnen versterken, een geopolitieke megafoon kunnen vinden die onze invloed vergroot: Europa!

Maar wat we nodig hebben is niet de huidige Europese Unie. Die is gebouwd op het fundament van de vorige eeuw. Natuurlijk is bij verschillende verdragen het Europees bestuur elke keer wat gestroomlijnder gemaakt, maar we zijn er nog niet. Kijk alleen al naar het verschil in aanpak van de bankencrisis in de Verenigde Staten en in Europa. Vanuit Washington zijn de banken hard aangepakt en in enkele maanden geherkapitaliseerd, terwijl we in Europa nu nóg bakkeleien over de bankenunie en wie op welk moment waarvoor garant moet staan. Dat de gevolgen daarvan veel verder gaan dan de banken zelf, blijkt wel bij het MKB. Dat kan nog steeds nauwelijks kredieten krijgen van banken. Ook dat is stilstand.

Of neem het energiebeleid. Niet voor niets pleitte Bernard Wientjes bij Buitenhof twee weken geleden voor een krachtig Europees energiebeleid. Ja, dat is meer Europa en niet minder. En ja, dat betekent dat lidstaten hun nationale kampioenen niet meer ten koste van anderen kunnen verdedigen. Maar het levert goedkopere én schonere energie op. En minder afhankelijkheid van Rusland.

En nu ik toch Rusland noem, de forse bezuinigingen op defensie in vrijwel alle lidstaten wordt nu door menigeen gehekeld. Barack Obama voorop. Maar het is een illusie te denken dat in deze tijd Europese landen miljarden extra aan defensie gaan uitgeven. Wat wel kan is dat we Europees veel meer samen gaan werken. De vergelijking wordt vaker gemaakt, maar is daardoor niet minder raak.

Alle Europese lidstaten geven gezamenlijk 42 procent van de Amerikaanse defensie-uitgaven uit. Maar de operationaliteit is slechts 10 procent van die van de Verenigde Staten. Door samen te werken kunnen we dus én besparen op defensie én onze defensiekracht versterken. Wie wil dat nou niet?

Uit de gesprekken die Alexander Pechtold met PVV-stemmers voerde en die hij publiceerde, bleek ook dat een Europees leger voor enkelen een prima optie zou zijn. Veel effectiever.

Maar de soevereiniteit dan, hoor ik een enkeling al roepen? Welke soevereiniteit? Als de buitenwereld razendsnel verandert en daarmee onze eigen bewegingsvrijheid beperkt, wordt direct ook onze soevereiniteit aangetast. Europese integratie is dus juist een methode om die verloren soevereiniteit weer terug te pakken. Ja, wel gezamenlijk, maar daarmee worden onze belangen beter behartigd dan door krampachtig vast te houden aan die schijnsoevereiniteit.

Denk aan voormalig bankdirecteur Wim Duisenberg. Nederland was soeverein op monetair gebied en stelde zelf de rentevoet vast. Maar toch was zijn bijnaam in Frankrijk Monsieur cinq minutes. Hij had altijd maar vijf minuten nodig om het Duitse rentebesluit te volgen. Schijnsoevereiniteit dus.

Globalisering vraagt dus om bundeling van krachten. Op alle terreinen? Nee, natuurlijk niet. Onderwijs, zorg pensioenen, volkshuisvesting. Te veel om op te noemen moet vooral nationaal, of zelfs lokaal geregeld worden. En inderdaad soms ook terreinen waar Europa zich nu al voorzichtig mee bemoeit, zoals ouderschapsverlof.

Maar veel kan het beste gezamenlijk gedaan worden. Defensie, handel, buitenlands beleid, milieu, energie et cetera.

Zijn daarvoor uitputtende, afgebakende lijsten te maken. Nee, natuurlijk niet. We hebben immers te maken met een constant veranderende buitenwereld. Hoe moeten we daar dan mee omgaan? Nou, heel simpel: pragmatisch en flexibel. Geen dictaten vooraf. Dus ook niet ten aanzien van nationale koppen, gold plating. Er kunnen namelijk hele goede redenen zijn om soms iets wel strikter te willen dan Europees afgesproken. Dan ga je je toch niet van te voren die vrijheid ontnemen?

Daar gaat eigenlijk mijn centrale pleidooi om: flexibiliteit. In een steeds sneller veranderende wereld is flexibiliteit misschien wel de belangrijkste eigenschap om te overleven. Darwin had het kunnen verzinnen. Dus geen ideologieën over Europa. Noch voor noch tegen. Maar pragmatisch bekijken hoe Nederlandse belangen het beste behartigd kunnen worden. En dat is soms alleen, soms Europees.

En ja, zo’n houding leidt op dit moment tot een sterker Europa. Maar, daarmee ook tot een sterker Nederland.