Joodse nederzettingen: illegaal of niet?

02 februari 2014Leestijd: 3 minuten

Er is veel kritiek op het nederzettingenbeleid in Israël. Diverse Nederlandse bedrijven stoppen de samenwerking met bedrijven uit Israël omdat zij actief zijn in deze ‘illegale’ Joodse nederzettingen. Maar zijn deze nederzettingen wel illegaal?

Dit artikel verscheen op 18 januari 2014 in weekblad Elsevier

In 2004 boog het Internationaal Gerechtshof in Den Haag zich op verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) over de vraag wat de wettelijke gevolgen waren van de bouw door Israël van het afscheidingshek op Palestijns grondgebied. Dat het Gerechtshof zich hierover moest uitspreken, lag politiek zeer gevoelig.

De Algemene Vergadering van de VN had een jaar eerder al de resolutie aangenomen dat Israël moest ophouden met de bouw van de afscheiding – volgens Israël noodzakelijk om Palestijnse zelfmoordterroristen tegen te houden. Ook de lidstaten van de Europese Unie (EU) stemden voor, maar alleen in ruil voor de Palestijnse belofte dat het Internationaal Gerechtshof niet zou worden ingeschakeld.

Enkele maanden later echter, in december 2003, werd er toch een resolutie in stemming gebracht dat de kwestie moest worden voorgelegd aan het Internationaal Gerechtshof.

De Algemene Vergadering stemde ook voor deze resolutie, zij het met een veel minder grote meerderheid: 90 landen waren voor (vooral Arabische en islamitische landen), 8 landen tegen (waaronder de Verenigde Staten), en 74 landen onthielden zich van stemming (waaronder de EU-lidstaten). En dus moest het Internationaal Gerechtshof zich toch uitspreken over de kwestie.

Israël weigerde mee te werken met het Internationaal Gerechtshof; de Israëlische regering betoogde onder meer dat van bezetting van Palestijns gebied helemaal geen sprake is. Immers, in 1948 hadden de Arabieren het aanbod van een Palestijnse staat afgewezen, omdat dat ook erkenning van een Israëlische staat zou betekenen. Bij de oorlog die volgde op het uitroepen van de Joodse staat, nam Jordanië de Westelijke Jordaanoever in.

Bij de Zesdaagse Oorlog in 1967 verdreef het Israëlische leger de Jordaniërs weer. Dus, zei de regering van de afgelopen weekeinde overleden premier Ariel Sharon in 2004, is het statuut van het gebied onbepaald.

Vredesbesprekingen met de Palestijnen moeten leiden tot wederzijdse erkenning, die kan niet door de buitenwereld worden opgelegd.

Maar in de rest van de wereld, ook in Nederland, is er brede consensus over de Joodse nederzettingen: die staan op Palestijns grondgebied. Wil er ooit een oplossing komen voor het conflict, dan moeten deze nederzettingen worden opgedoekt. Alleen dan is de weg vrij voor een tweestatenoplossing, met een Joodse staat Israël, en een Palestijnse staat.

Het advies van het Internationaal Gerechtshof in juni 2004 onderschrijft deze visie. Het Nederlandse kabinet op zijn beurt ook, net als bijvoorbeeld het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), dat toch door velen wordt verweten een pro-Israëlische lobbyclub te zijn. ‘Ik zou ook willen dat Israël eens zou stoppen met het bouwen van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever,’ zegt Esther Voet, directeur van het CIDI. Hoogleraar internationale betrekkingen Fred Grünfeld: ‘Geen zinnig mens zal zeggen dat het juist is om het gebied nu al een generatie lang bezet te houden.’

Het Internationaal Gerechtshof stelde in zijn advisory opinion in juni 2004 uiteindelijk dat de bouw van ‘de muur’ in strijd is met het internationaal recht; dat Israël de bouw moet staken; dat Israël de door Palestijnen geleden schade moet vergoeden; en dat alle landen verplicht zijn de illegale situatie als gevolg van de bouw van de afscheiding door Israël niet te erkennen.

Bovendien, zo schreef het Gerechtshof, hebben ‘alle landen die het Vierde Verdrag van Genève van 12 augustus 1949 hebben ondertekend, de plicht Israël te verzekeren dat het land zich houdt aan het internationaal humanitair recht’. Volgens het Vierde Verdrag van Genève mogen ‘bezettende mogendheden geen eigen burgers overbrengen naar het bezette gebied’.