Wat dreef ‘magiër van de escalatie’ Ariel Sharon?

11 januari 2014Leestijd: 7 minuten

De voormalige Israëlische premier en oud-generaal Ariel Sharon overleed zaterdag na jarenlang in coma te hebben gelegen. Wie was deze politicus die door de huidige premier Benjamin Netanyahu een ‘groot strijder en militair leider’ wordt genoemd?

In januari 2006 schreef weekblad Elsevier over het (politieke) leven van Ariel Sharon, vlak nadat hij werd getroffen door een hersenbloeding.

Lees het artikel ‘Magiër van de escalatie’ hieronder nog eens terug

Een gebarsten adertje maakte op 4 januari plotseling een einde aan het politieke leven van Ariel Sharon, bijgenaamd ‘de koning van Israël’, ‘de bulldozer’, ‘de havik der haviken’.

Of de 77-jarige Sharon de hersenbloeding die hem trof overleeft of niet, het lijkt wel zeker dat zijn premierschap is afgelopen. Zijn glansrol op het podium van de Israëlische politiek is uitgespeeld.

Ironie

Zelden in de Israëlische geschiedenis zal het woord ‘vrede’ zo vaak zijn afgedrukt en zo veelvuldig in de ether hebben rondgezongen als de afgelopen week.

Bezorgdheid overheerst: hoe moet het verder met het vredesproces? Het is de ironie van diezelfde geschiedenis dat juist Sharon, de Palestijnenvreter bij uitstek, Israëls hoop op vrede symboliseerde.

Ariel Sharon, ‘Arik’ voor vrienden, dat was de gevierde generaal uit de oorlogen van 1967 en 1973, de man van de invasie van Libanon in 1982, de drijvende kracht achter de teugelloze bouw van joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever in de jaren negentig, de provocateur op de Tempelberg in 2000.

Hij was de laatste generaal-politicus van de generatie die in de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 had meegestreden. Met dat aureool was zijn macht sinds zijn aantreden als premier in 2001 bijna onbeperkt.

Desillusies

Sharon, wiens voornaam ‘de leeuw Gods’ betekent, kwam aan het roer na een periode van diepe desillusies over het mislukte Oslo-vredesproces. De eerste jaren van zijn premierschap vielen samen met de tweede intifada – die hij volgens menig commentator trouwens zelf mee had veroorzaakt door zijn omstreden bezoek aan de Tempelberg.

Golven Palestijnse zelfmoordaanslagen op bussen en in winkelcentra veroorzaakten honderden doden. Elke maand waren er bloedbaden, midden in Jeruzalem, midden in Tel Aviv.

Het antwoord van Sharon was harder, radicaler en effectiever dan dat van zijn voorgangers. Hij verordonneerde niet alleen grootscheepse militaire tegenacties, maar gaf ook, niet gehinderd door wat hij wegwuifde als juridische haarkloverijen, opdracht om Palestijnse terreurleiders met gerichte commandoacties te vermoorden. Het belangrijkste novum was evenwel de bouw van ‘de muur’, of ‘het veiligheidshek’, op de Westelijke Jordaanoever.

Fortificatie

Deze verregaande fortificatie van Israël betekende niet alleen een dramatische afname van het geweld, omdat de zelfmoordenaars niet langer ongehinderd de Israëlische steden konden betreden. Ze betekende in de eerste plaats een fundamentele keuze voor co-existentie met een Palestijnse entiteit en verried een langetermijnpolitiek waarin van Israëlische kant een verregaand compromis zat ingebouwd.

Weliswaar ‘kaapte’ het hek tot woede van de Palestijnen zo’n 15 procent van de in 1967 door Israël bezette Jordaan–oever, en stelde het een aantal grote joodse nederzettingen veilig, maar de afrastering hield impliciet ook in dat het grootste deel van de heilige bijbelse landen Judea en Samaria vroeg of laat zou worden opgegeven.

En afgelopen jaar verblufte Sharon opnieuw vriend en vijand. Groot opzien in binnen- en buitenland baarde zijn eenzijdige ontruiming van eenentwintig joodse nederzettingen in de Gaza-strook en vier in het noordelijke deel van de Westelijke Jordaanoever.

Daarmee werd hij de eerste Israëlische premier die het op een harde botsing met joodse kolonisten durfde te laten aankomen – een botsing die gepaard ging met veel binnenlands politiek rumoer, dat hij meesterlijk wist te bedwingen.

Missie

Zijn grote populariteit stelde hem in staat de Israëlische politiek als geen ander vóór hem naar zijn hand te zetten. In november 2005 verliet hij de tegenstribbelende Likoed-partij, die hij in de jaren zeventig zelf mede had opgericht.

Zijn nieuwe partij, het centristische Voorwaarts, zou bij de parlementsverkiezingen op 28 maart de concurrentie ver achter zich hebben gelaten. Sharon hoopte op een derde termijn als premier. Zijn missie, de erfenis die hij wilde achterlaten, heeft hij meermalen omschreven als ‘veiligheid voor de komende generatie’.

Van zijn geboorte tot zijn hersenbloeding: waar Sharon is, daar is drama. Wie zijn leven volgt, volgt dat van het naoorlogse Israël. Hij verpersoonlijkt de militante weerbaarheid van het land en de dramatische en bloedige geschiedenis ervan.

Commando

Als kind van de Russische emigranten Vera en Samuil Scheinermann liep Ariel op 13-jarige leeftijd al wacht in zijn geboortedorp, Kfar Malal, ten noordoosten van Tel Aviv.

Al voor de Onafhankelijkheidsoorlog voerde hij het commando over een groepje binnen de Haganah, de ondergrondse voorloper van het Israëlische leger. Sharon – officieren moesten een Hebreeuwse naam hebben, vandaar zijn gewijzigde achternaam – was gedisciplineerd en hard, voor zichzelf en voor ondergeschikten. Hij legde een voorkeur aan de dag voor het offensief, de verrassing, de escalatie.

In de jaren vijftig leidde hij de commando-eenheid ‘101’, die in Palestijnse gebieden represailles uitvoerde en wat we nu ‘etnische zuiveringen’ zouden noemen. Bij een van die overvallen, in het dorpje Qibya op de Westelijke Jordaanoever in 1953, kwamen 69 Palestijnen om, van wie bijna de helft vrouwen en kinderen.

Zijn naam staat in de annalen van alle oorlogen sinds 1947 genoteerd. Als leider van een parachutisteneenheid tijdens de Suez-crisis van 1956 verslikte hij zich in een Egyptische hinderlaag in de Sinaï-woestijn, maar de toenmalige premier David Ben Goerion bleef bekoord door zijn dadendrang.

Sharon beleefde zijn finest hour tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 en de Yom Kippoer-oorlog van 1973. Als generaal commandeerde hij in die laatste oorlog op briljante wijze een tankdivisie. Tegen de uitdrukkelijke orders van het opperbevel in liet hij die het Suez-kanaal oversteken toen hij daar een gat in de Egyptische linies ontwaarde.

Heethoofdigheid

‘Escalatie’, zo heette zijn geheim. Die les, geleerd als militair, paste hij later ook als politicus vaak toe. Wie vastloopt, kan vaak maar het beste voor de vlucht naar voren kiezen. Alles beter dan stilstand, impasse en dadenloosheid.

Toen zijn neiging tot insubordinatie en zijn heethoofdigheid bevordering in de weg stonden – hij werd gepasseerd voor de functie van chef-staf van het leger – koos hij voor de politiek. Als politicus had Sharon, ondanks zijn latere aanzienlijke omvang, iets van de beweeglijkheid van de opportunist.

Politieke partijen waren voor hem vooral voertuigen voor zijn ambities. ‘Persoonlijk stond ik dichtbij de Arbeidspartij,’ zei hij over het begin van zijn politieke carrière, maar wat had ik daar moeten doen? Ik had er netjes moeten wachten op een of andere functie van staatssecretaris of minister.’ Geduld had hij niet. Hij sloot zich aan bij de Liberale Partij en werkte aan een coalitie die uitmondde in de oprichting van Likoed.

Geen ideoloog

Sharon was geen ideoloog, zoals Menachim Begin, de Likoed-premier die hij in de jaren zeventig terzijde stond als minister. Zijn enige ideologie was de veiligheid van Israël. Zijn politieke daden zijn wel te vergelijken met de veldtochten die hij als militair lanceerde.

Dat er ruwweg 200.000 joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever wonen, is grotendeels te danken aan Sharon, die als minister van Huisvesting – in het kabinet-Netanyahu van 1990-1992 – de bouw van nederzettingen propageerde. Vandaar zijn bijnaam ‘de bulldozer’. Israël is door het nederzettingenbeleid de facto vergroot, maar tegelijkertijd werd het conflict met de Palestijnen erdoor verscherpt en verdiept.

Het meest omstreden resultaat van Sharons radicale natuur was evenwel de invasie van Libanon in 1982, de operatie ‘Vrede voor Galilea’ waarover hij als minister van Defensie de supervisie had. Zonder medeweten van premier Begin stootten de Israëlische troepen veel dieper Libanon in dan de beoogde 40 kilometer; daar zat Sharon achter.

Hij hoopte zo de Palestijnse leider Yasser Arafat en diens entourage uit Beiroet te verdrijven. Dat lukte, zij het tegen een hoge prijs. Het Israëlische leger had meer dan duizend doden te betreuren in de achttien jaar dat het vervolgens in Libanon actief was.

Slachting

Toen christelijke falangisten, Israëls bondgenoten, een slachting aanrichtten in de Palestijnse kampen Sabra en Shatilla, in Beiroet, leek het gedaan met ‘Arik’. Een onderzoekscommissie concludeerde dat hij ‘indirect verantwoordelijk’ was voor deze misdaden. Sharon moest aftreden, maar pogingen om hem veroordeeld te krijgen, mislukten.

‘Wie Sharon niet als chef-staf wil, krijgt hem als minister van Defensie. En wie dat niet wil, moet er zich bij neerleggen dat hij premier wordt.’ Die gevleugelde zinnen tekenen de roekeloze overlever die nu dan toch is geveld. Een vervanger van zijn statuur is er niet.

De tijd van de bijna mythische aartsvaders van de republiek is definitief voorbij, wat op zich niet ongezond hoeft te zijn voor de Israëlische politiek. Het is in elk geval niet waarschijnlijk dat nogmaals aan een Israëlische premier zo veel macht zal worden gegund als aan Sharon.

Zijn erfenis zou weleens bepalend kunnen zijn voor de Israëlisch-Palestijnse onderhandelingen de komende jaren. Sharon heeft de grenzen van Israël getrokken. Hij heeft een impasse doorbroken. Het is aan zijn opvolgers, en hun tegenstrevers aan Palestijnse kant, om de vrede definitief te vinden.