Journalistiek moet niet zo klagen over Trump, maar soeverein zijn werk doen

25 februari 2017Leestijd: 4 minuten
US-TRUMP-POLITICS

Het ergste lijkt gelukkig voorbij, maar wat een aanstellerij van journalisten hebben we de afgelopen weken mogen aanschouwen. Wat hadden ze het moeilijk met de nieuwe Amerikaanse president, schrijft Arendo Joustra.

Hij loog en bedroog, was niet aardig voor ze en bediende zich van ‘alternatieve feiten’. Hele pagina’s werden gevuld met zorgelijke beschouwingen en geklaag.

Zoals uit Amerika alles automatisch overwaait naar Nederland, lieten ook in dit geval de vaderlandse journalisten zich niet onbetuigd. De hoofdredactie van het NOS Journaal verscheen op televisie en ik zag zelfs een officiële verklaring met stoere taal van de hoofdredactie van Nu.nl voorbij komen.

Ach gossie.

Hooghartige journalisten

Het begon al voordat Donald J. Trump op 20 januari zijn inaugurale rede zou houden. Leden van het Amerikaanse perscorps instrueerde de president via een open brief hoe hij zich diende te gedragen. En als hij niet naar ze zou luisteren, dan zou hij het wel merken. Dan gingen ze stiekem ambtenaren interviewen. Zoiets. Hoe hooghartig kun je zijn als journalist. Vooral als je tegelijkertijd angstvallig vasthoudt aan je werkruimte in de West Wing van het Witte Huis en vecht voor een plaatje in het presidentiële vliegtuig, de Air Force One.

Het gejammer en gepiep van de zelfbenoemde controleurs van de democratie is nog niet helemaal voorbij, zeker in Nederland niet, maar gelukkig zijn de meeste journalisten inmiddels gewoon weer aan het werk gegaan. Zoals het hoort. Show, don’t tell. Ze maken overuren en volgens een artikel in de New York Times van afgelopen week komen ze niet meer toe aan een ‘gewoon leven’, een observatie die de voorliefde van de Amerikaanse journalist voor een slachtofferrol nog eens benadrukt.

Politici en waarheid

Maar wat verbaast aan de hele opwinding, is dat journalisten er blijkbaar vanuit gaan dat een president, dat politici, de waarheid spreken. Wanneer heeft die veronderstelling zich van de pers meester gemaakt? Toen ik in de jaren tachtig nog journalistiek in Amerika studeerde, gold nog steeds het adagium van voormalig journalist en Stanford-hoogleraar William J. Rivers dat politici en journalisten elkaars natuurlijke vijanden zijn. ‘Adversaries’ heet dan ook zijn boek uit 1961 over politiek en pers. Met als typerende zin:

‘The only way for a reporter to look at an official is skeptically.’

In het spraakgebruik is dat laatste woord al lang geleden vervangen door ‘down’.

In Nederland leerde je overigens niet anders. Vrije Volk-veteraan Piet Heil vertelde zijn leerlingen op de Utrechtse School voor de Journalistiek ieder dag weer zich bij elk feit en elke zin van een politicus af te vragen: ‘Is dat zo?’ Terecht, zoals me bleek toen ik voor de Volkskrant in Den Haag was gestationeerd en moest berichten over premier Ruud Lubbers. Die kende reeds alternatieve feiten voor het begrip was uitgevonden en verstopte zijn leugens in lange kronkelzinnen.

Een journalist is geen knecht

Punt is dat journalisten niet zo gepijnigd moeten reageren als politici en zelfs de president ze beschimpt. Zoals ze omgekeerd ook ongevoelig moeten zijn als een premier ze prijst, zoals afgelopen vrijdag premier Mark Rutte deed op zijn voorlopig laatste vrijdagse persconferentie. De journalistiek dient soeverein te zijn en zich dienovereenkomstig te gedragen. Een journalist is geen knecht die zich laat prijzen of straffen.

We zagen die reactie van een pers die zich als ondergeschikte gedraagt al eens eerder, in Nederland. Namelijk toen de Rijksvoorlichtingsdienst de Mediacode afkondigde. Daarin staat wat journalisten, volgens de RVD althans, wel en niet mogen ten aanzien van de Oranjes. Ook toen was het gejammer niet van de lucht. Terwijl het een eenzijdig afgekondigde code is, waar je je als journalist niets van aan hoeft te trekken. In de code staat een uitleg van de jurisprudentie van rechtszaken over de bescherming van privacy van bekende mensen. Maar wat mag en niet mag, bepaalt uiteindelijk de rechter en niet de RVD-code.

Maar journalisten hechten veel waarde aan de RVD-code. En dat is begrijpelijk, want Nederlandse journalisten vinden mediacodes heel normaal. Ze hebben er zelf ook een, de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek. Die raad bepaalt wat goed is in de journalistiek en wat niet. Niet goed is bijvoorbeeld een commentaartje tikken over een politicus zonder hem eerst om wederhoor te vragen (dit oordeel over Elsevier is nog steeds niet ingetrokken door de Raad). Dan heb ik liever een ongelikte beer als Trump als tegenstander.

Soevereine politici

Politici hoeven niet aardig te zijn tegen journalisten, mogen verkiezingsdebatten afzeggen en interviews weigeren. Ook zij zijn soeverein. Zoals journalisten niet aan de leiband lopen van politici, lopen politici niet aan de leiband van journalisten. En zo gek is het toch niet dat Trump nog steeds een beetje kwaad is op de Amerikaanse journalistiek? Van alle Amerikaanse kranten steunde zo’n 95 procent niet hem, maar Hillary Clinton. Daar moet je natuurlijk grootmoedig mee omgaan, maar een politicus is ook maar een mens, zeker Trump.

Dat al die kranten ook nog eens een overwinning voor Clinton voorspelden, is misschien wel kwalijker dan die malle ‘endorsements’ (een Amerikaanse traditie zoals bij ons Zwarte Piet). Veel kwalijker is dat al die media weliswaar wel steeds hun feiten juist hadden, maar het echte verhaal hebben gemist. Namelijk het verhaal waarom Trump uiteindelijk een meerderheid van de kiesmannen zou veroveren. Dat verhaal hadden ze pas na 8 november.

Ook de stal prominente journalisten die de NPO voor een godsvermogen op safari naar Amerika stuurde en die daar toch ook langs de ‘rust belt’ toerde, geloofde heilig in de overwinning van Clinton. Typische een geval van wat VVD-leider Frits Bolkestein ‘kijken maar niet zien’ noemt. Wat dat betreft had NPO-voorzitter Shula Rijxman gelijk toen ze, in de Volkskrant, stelde dat de overwinning van Trump een leermomentje is voor de publieke omroep.

Het geklaag over Trump de afgelopen weken, zegt wellicht meer iets over hoe klef de relatie tussen pers en politiek is geworden, dan over de aberraties van de Amerikaanse president.

Dit stuk verscheen eerder bij De Nieuwe Reporter