Wie is Viktor Orbán, de man die vooropgaat in het verzet?

29 september 2015Leestijd: 5 minuten
'EPA'

Premier Viktor Orbán (52) voert de Midden-Europese landen aan die niets willen weten van het ‘Brussels dictaat’ in de migrantencrisis. Ondanks zijn vaak omstreden beleid, levert het hem in eigen land applaus op.

De migratiestroom naar Europa heeft een nieuwe breuklijn door de Europese Unie blootgelegd. Het verzet van Midden- en Oost-Europese lidstaten tegen een gedwongen herverdeling van vluchtelingen roept verontwaardiging op in de West-Europese lidstaten en bij de Europese Commissie. De nieuwe lidstaten zouden zich niet conform de Europese waarden gedragen.

De Midden-Europese rebellie tegen het ‘Brussels dictaat’ wordt geleid door de Hongaarse premier Viktor Orbán, die het oude Europa verwijt de kop in het zand te steken en migranten beloften doet die niet kunnen worden waargemaakt.

Orbán werd in 1963 geboren in een doorsnee Hongaars gezin in de provinciestad Székesfehérvár tijdens de communistische dictatuur. Viktor gaat na zijn eindexamen rechten studeren aan de gerenommeerde Eötvös Universiteit van Boedapest.

In de periode dat Orbán daar studeert, van 1983 tot 1987, hangt een politieke omwenteling in de lucht. Tijdens zijn studentenjaren wordt hij politiek actief en richt hij de jongerenpartij Fidesz (Verbond van Jonge Democraten) op.

Radicale speech

Op 16 juni 1989 wordt het communisme in Hongarije ten grave gedragen tijdens een macabere nationale ceremonie ter ere van de martelaren – wijlen premier Imre Nagy en zijn strijdmakkers – van de Hongaarse Opstand van 1956. Orbán, die namens de Hongaarse jongeren het woord voert, valt op door zijn radicale speech.

Hij eist niets minder dan de onmiddellijke terugtrekking van het Rode Leger uit Hongarije. De naam van Orbán is dan in één klap gevestigd.

Orbán begint zijn politieke loopbaan als links-liberaal en sluit zich aan bij de Liberale Internationale. Daar raakt hij geïnteresseerd in de ideeën van Frits Bolkestein, die er het conservatief-liberalisme vertegenwoordigt. Orbán wordt op zijn 35ste ’s lands jongste premier ooit.

Zijn eerste geslaagde greep naar de macht in 1998 is te danken aan een flitsend optreden in het allereerste politieke televisiedebat in Hongarije. Orbán blijkt een scherp debater te zijn en veegt de vloer aan met zijn uitgebluste tegenstander, de ex-communistische oudgediende Gyula Horn.

Eenmaal premier, rolt Orbán de lijnen uit voor de integratie van Hongarije in het Euro-Atlantische bondgenootschap en leidt hij Hongarije in 1999 de NAVO binnen.

Onverwachte nederlaag

Op 1 januari 2000 besluit Orbán om loodrecht onder de 98 meter hoge koepel van het neogotische parlementsgebouw in Boedapest de Sint Stefanuskroon te plaatsen. Deze symboliek rond de Hongaarse kroon, een diep christelijk symbool dat is verbonden met de Hongaarse soevereiniteit en identiteit, roept felle kritiek op bij zijn linkse tegenstanders.

Het is dan duidelijk dat Orbán en zijn Fidesz naar centrum-rechts zijn opgeschoven. In Europa verlaat hij de liberalen en stapt over naar de Europese Volkspartij. In Hongarije zet hij een brede, conservatieve, christen-democratische volkspartij op.

Maar de verkiezingen van 2002 draaien uit op een onverwachte nederlaag. Een van de oorzaken is de regenteske regeerstijl van Orbán en zijn ministers, waar de kiezers genoeg van hebben. De terugkeer van de socialisten in de regering komt hard aan bij Orbán.

Orbán richt zich met zijn vrouw Anikó Lévai op de opvoeding van hun vijf kinderen. Orbán is zelf lid van de Hongaars-calvinistische kerk – zijn vrouw is praktiserend katholiek – en herontdekt zijn christelijke wortels. Hij zegt zich te laten inspireren door de eeuwenlange Hongaarse strijd voor vrijheid.

Van de flamboyante Italiaanse ­politicus Silvio Berlusconi, die in die jaren furore maakt met zijn beweging Forza Italia, kijkt hij af hoe een maatschappelijk ­politieke beweging moet worden opgebouwd.

Uitroeien

Orbán heeft geluk als in 2006 de socialistische premier Ferenc Gyurcsány toegeeft dat hij financieel-economische statistieken heeft vervalst. Geheel tegen de algemene verwachting in – een typische ‘Orbaniaanse’ politieke zet – eist oppositieleider Orbán niet het aftreden van de corrupte regering, maar laat hij ze bungelen.

In de verkiezingen van 2010 wordt het linkse kamp verpletterend verslagen. In zijn tweede kabinet maakt zelfverklaard socialistenvreter Orbán het uitroeien van het communistische erfgoed in Hongarije tot zijn voornaamste taak. Omdat hij een tweederde meerderheid in het parlement heeft, kan hij een nieuwe grondwet invoeren die Europees, maar ook Hongaars is.

Er staan omstreden passages in de Grondwet. Het Hongaars Constitutioneel Hof, een juridisch orgaan dat in het nieuwe Hongarije zijn waarde had bewezen en bescherming bood tegen sociaal onrecht, wordt feitelijk buitenspel gezet. De Europese Commissie en het Europees Hof van Justitie in Luxemburg tikken de Hongaarse premier op de vingers, als hij met zoveel macht de neiging heeft om door te schieten.

Kwaad bloed

Zijn kabinet wendt ternauwernood een financiële meltdown af, maar multinationale ondernemingen moeten van de regering crisisbelasting gaan betalen. Dat zet kwaad bloed in Brussel.

Terwijl veel nationale leiders met knikkende knieën naar het Europees Parlement gaan, waar socialisten en kosmopolieten als Daniel Cohn-Bendit en Guy Verhofstadt retorisch de dienst uitmaken, vraagt Orbán in januari 2012 om een debat met het europarlement om zijn veel bekritiseerde beleid toe te lichten.

Het worden zijn finest hours. Orbán blijft overeind en thuis volgt een politieke zegetocht: inmiddels behaalde zijn regering al vijf achtereenvolgende, ruime verkiezingsoverwinningen.

De migratiecrisis heeft hem in Hongarije, ondanks zijn omstreden binnenlandse maatregelen, de status van nationaal leider bezorgd. Ook kritische Joodse Hongaren, zoals de schrijver György Konrád en Nobelprijswinnaar Imre Kertész, hebben zich achter het omstreden migratiebeleid van hun premier geschaard: ‘Het hek tegen de ­migrantenstroom is niet fraai, maar Orbán kan in deze onmogelijke situatie niets anders.’

Elsevier nummer 40, 3 oktober 2015