Deze diplomaat komt op voor seksuele minderheden

17 augustus 2015Leestijd: 4 minuten
'Olivier Middendorp'

Randy Berry is de eerste diplomaat die, namens het Witte Huis, wereldwijd opkomt voor seksuele minderheden.

LGBT. Het klinkt als een nieuw soort benzine met een hoog octaan­gehalte. Maar LGBT staat voor Lesbian Gay Bisexual Transgender. Op dit gebied is er momenteel veel gaande in de Verenigde Staten, denk alleen al aan het recente arrest van het Hooggerechtshof in Washington D.C. dat het huwelijk openstelt voor homoseksuelen in elk van de vijftig staten.

Op 15 februari van dit jaar werd de Amerikaanse diplomaat Randy Berry door ­minister van Buitenlandse Zaken John Kerry benoemd tot speciale afgezant voor de mensenrechten van hen die onder LGBT vallen. In de jaren daarvoor was hij consul-generaal in Amsterdam. Onlangs was Berry terug in de hem zo vertrouwde stad voor de jaarlijkse bijeenkomst van de World Pride.

ELSEVIER Was uw benoeming een initiatief van uw minister of van het Congres?
Randy Berry: ‘Het initiatief kwam van minister Kerry, maar er was ook veel steun van de kant van het Congres, vooral van de Democratische Senator Ed Markey uit Massachusetts. Ik kreeg ook veel steun uit het Republikeinse kamp. De tijd was echt rijp. Mijn missie is geen activiteit die slechts door één van beide partijen wordt gedragen.’

ELSEVIER Hebt u qua functie een evenknie in de rest van de wereld?
Berry: ‘Nee, tot nu toe ben ik de enige. Wat mij voor ogen staat, is het tot stand komen van een brede coalitie van gelijkgestemde landen over LGBT. Er zijn natuurlijk wel al mensenrechtenambassadeurs, zoals hier in Nederland, die LGBT als een belangrijk onderdeel van hun werkterrein beschouwen.’

ELSEVIER In een land als Paraguay kunnen ze toch makkelijk tegen u zeggen: ‘Maak dat je wegkomt, in plaats van je te bemoeien met onze diepste waarden.’
Berry: ‘Ik heb net een rondreis door Latijns-Amerika achter de rug en het is opvallend hoe die agressieve houding zoals u die schetst ontbreekt. Er zijn ook verrassingen, bijvoorbeeld de vorderingen die we in Vietnam maken. De Amerikaanse ambassadeur in Hanoi is openlijk homoseksueel. Als je werkelijk zegt te geloven in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, een document dat bijna elk land ter wereld nu zo langzamerhand wel heeft getekend, kun je een beschaafde conversatie over dit onderwerp toch ook niet uit de weg gaan.’

ELSEVIER Hebben bepaalde politieke ontwikkelingen, zoals in Rusland en Cuba, nog een weerslag op uw werk?
Berry: ‘Dat zou kunnen, maar ik heb er nog niets van gemerkt. Tenslotte vragen wij niets meer dan een fatsoenlijk gesprek met elkaar te hebben, dus ik geloof niet dat we dat soort moeilijkheden zullen krijgen. Kijk, wat wij doen in de diplomatie, is praten. Dat zal niet altijd een vruchtbaar gesprek zijn, maar tot grote botsingen hoeft dat niet te leiden. Die benadering door middel van een dialoog betekent wel dat je hetzelfde gesprek duizendmaal opnieuw moet voeren, maar dat moet dan maar.’

ELSEVIER Wie zijn de grootste boosdoeners?
Berry: ‘Overal waar de civil society geweld wordt aangedaan. Er zijn zeventig landen die seks tussen mensen van hetzelfde geslacht strafbaar stellen. In Uganda hebben de rechtbanken weten te voorkomen dat dit de doodstraf zou worden. Veel meer dan over Latijns-Amerika maak ik me bezorgd over het Caribische gebied. Toen ik in ­Jamaica was, protesteerde een kleine groep mensen tegen mijn aanwezigheid op het ­eiland.

‘Maar ook het Russische verbod op het maken van propaganda voor homoseksualiteit ligt ons zwaar op de maag. Zelfs als het niet ten uitvoer komt, en dat is vaak het geval, draagt de Russische staat op die manier bij aan een gevoel van intimidatie en verschaft de rest van de maatschappij een excuus. Wij strijden niet tegen een ­we­reldwijd vooroordeel. Maar er zijn zo veel mensen die er geen idee van hebben wat het is om homoseksueel te zijn en die de feiten niet willen kennen.’

ELSEVIER Uw werk zal een lange adem vergen.
Berry: ‘Ik hoop natuurlijk dat ik geen opvolger zal hebben, maar laat mij dit zeggen: als je mij tien jaar geleden had gevraagd hoe ver wij nu zouden zijn, had ik dit niet kunnen bedenken. Behalve voor ­Nederland misschien. Het is zo’n enorme sprong voorwaarts dat steeds meer ouders openlijk kunnen zeggen: “Ik heb een zoon of ik heb een dochter, en die is zo.”‘

Elsevier nummer 34, 22 augustus 2015