‘Stiekem onderhandelen met terroristen werkt wel degelijk’

05 juni 2015Leestijd: 3 minuten
''

Jonathan Powell, oud-kabinetschef van Tony Blair, weet dat regeringen wel willen onderhandelen met terreurgroepen als IS.

De oplossing is volgens de Britse terreurdeskundige Jonathan Powell veel simpeler dan je zou denken. Want hoe kun je volgens de Britse terreurdeskundige het gevecht met de islamitische terreurbeweging IS het beste beëindigen? ‘We moeten praten met IS. We schilderen IS af als psychopaten en nihilisten, maar ik kan je verzekeren dat er niet meer psychopaten in terreurgroepen zitten dan in regeringen.’

Elsevier: Bij IS is het terreur om de terreur.
Jonathan Powell: ‘Het geweld van IS heeft een duidelijk doel. Het wordt gebruikt om mensen angst aan te jagen, zodat IS bij een aanval een stad kan innemen met niet meer dan honderd man. Want iedereen is bij voorbaat zo bang dat hij vertrekt of de wapens neerlegt.’

Elsevier: Het is niet in het belang van IS om te onderhandelen; ze hebben geen politieke eisen.
Powell: ‘Als de geschiedenis één ding heeft geleerd, dan is het dat je terreurgroepen niet verslaat met bommen. Er moet worden gepraat over wat de soennieten het meest dwarszit: de manier waarop ze worden behandeld in Irak. Er is genoeg gespreksstof. Hoe kan de macht worden gedeeld met ­sjiieten? Je kunt het hebben over economische investeringen, het delen van de olie­opbrengst en alle andere kwesties die altijd ter sprake komen als je praat met terroristen, van Libië tot de Filipijnen.’

Elsevier: Hoe begin je zo’n dialoog?
Powell: ‘Niemand wil de eerste stap zetten. En als het toch gebeurt, dan wil iedereen het kunnen ontkennen. Spaanse premiers hebben steeds ontkend met de ETA te praten, maar ze deden het wel. De Britse premier John Major zei in het parlement dat zijn maag omkeerde bij het idee om met de IRA te onderhandelen – maar hij gaf er stiekem wel zijn goedkeuring aan.’

Elsevier: Voelt u zich schuldig over de si­tuatie die is ontstaan in Irak na de Ame­rikaans-Britse invasie, waarvan u een voorstander was en die volgens sommige critici de voedingsbodem werd voor IS?
Powell: ‘Ik was zeker medeverantwoordelijk voor de oorlog in Irak. Maar ik verwerp het argument dat we niet hadden moeten ingrijpen in Irak. Was het dan beter geweest als Saddam Hussein er nog had gezeten? Als we niet waren binnengevallen, had de Arabische Lente misschien nooit plaatsgehad.

‘En kijk wat er gebeurt in Syrië, waar we ons grotendeels wel afzijdig houden en waar zo veel meer slachtoffers zijn gevallen dan in Irak. Ik zeg niet dat de invasie van Irak geen invloed had op het ontstaan van IS, maar dat heeft meer te maken met het feit dat wij hebben nagelaten een dialoog te beginnen tussen soennieten en sjiieten.’

Elsevier: Moeten we dan ook met president Bashar al-Assad van Syrië gaan praten?
Powell: ‘En met Noord-Korea en Iran. Ik heb nooit begrepen waarom niet-praten onderdeel is van ons buitenlandbeleid. We straffen door te weigeren met derden te praten. Dat is toch absurd. In het normale, dagelijkse leven doen alleen kinderen dat.’

Elsevier: Zoals u het beschrijft, is er ook niet veel verschil tussen onderhandelen en het opvoeden van kinderen.
Powell: ‘Ik maak voortdurend die vergelijking! Hoewel de zwaarste onderhandelingen toch altijd die met je kinderen zijn.’

Elsevier: Dat klinkt hoopvol.
Powell: ‘Zeker. Alle conflicten zijn oplosbaar. Ook die in het Midden-Oosten. Om te slagen, moeten beide partijen in een impasse zitten waaronder ze lijden. En ze moeten sterke leiders hebben, zoals Nelson Mandela en W.F. de Klerk in Zuid-Afrika, en Ian Paisley en Gerry Adams in Noord-Ierland.’

Elsevier: Maar die ingrediënten ontbreken in het Midden-Oosten.
Powell: ‘En toch moet je het blijven proberen. Want misschien zijn zwakke leiders toch sterker dan je denkt.’

Elsevier nummer 24, 13 juni 2015