Hoe de verhouding tussen vorst en volk voor altijd veranderde

01 juni 2015Leestijd: 5 minuten
'World History Archive'

De Britten vieren dit jaar de ondertekening van de Magna Carta 800 jaar geleden – de geboorte van de moderne democratie.

Achthonderd jaar geleden onder­tekende koning John nabij Runnymede aan de Theems een verdrag dat de verhouding tussen vorst en volk voor altijd zou veranderen: de Magna Carta.

‘Met het ondertekenen van de Magna Carta – Latijn voor grote oorkonde – werd voor het eerst in de geschiedenis vastgelegd dat niemand boven of onder de wet stond, zelfs de Koning niet,’ zegt Julian Harrison (44), co-curator van de tentoonstelling Magna Carta: Law, Liberty, Legacy in de British Library in Londen.

Feodaal

Een groep ontevreden baronnen liet koning John op 15 juni 1215 een handtekening zetten onder 63 clausules die aan de absolute macht van en de uitbuiting door de Koning, die het land via het feodale systeem verdeelde, een einde moest maken.

Een unicum: het volk werd met de komst van het verdrag op verschillende fronten beschermd tegen de grillen van de vorst. Zo was het verdrag ‘de eerste voorzichtige stap richting democratie’.

In 2015 herdenken de Britten de achthonderdste verjaardag van wat ook wel het belangrijkste verdrag ooit wordt genoemd. Zowel in het heden als het verleden heeft het verdrag een grote invloed gehad en legde het op internationaal niveau de basis voor een aantal fundamentele rechten van de mens.

De Britten staan het hele jaar stil bij het verdrag, waarvan een aantal clausules nog steeds van kracht is. Van lezingen tot festivals – de Magna Carta blijkt springlevend. De meest vooruitstrevende clausules van de in totaal 63 staan op deze pagina’s afgedrukt.

Aan alle vrije lieden van ons koninkrijk hebben we, ten behoeve van ons en onze erfgenamen tot in eeuwigheid, vergund dat zij alle hieronder beschreven vrijheden hebben en houden, ten behoeve van hen en hun erfgenamen en van ons en onze erfgenamen.

(4)
De beheerder van het land van een erfgenaam die minderjarig is, zal alleen redelijke opbrengsten, redelijke voordelen en redelijke herendiensten mogen genieten. En hij zal dit doen zonder vernietiging van en schade aan mensen of eigendom. Als we het beheer van het land aan een drost hebben geschonken, of aan een andere persoon die verantwoording aan ons schuldig is over de opbrengsten, en hij veroorzaakt vernietiging of schade, dan zullen we schadeloosstelling van hem eisen, en het land zal worden toevertrouwd aan twee waardige en verstandige lieden van hetzelfde ‘leen,’ die verantwoording aan ons schuldig zijn over de opbrengsten, of aan de persoon aan wie we hen hebben toegewezen. Als we het beheer over dat land aan iemand hebben geschonken of verkocht, en hij veroorzaakt vernietiging of schade, dan zal hij het beheer daarvan verliezen en zal dat worden overgedragen aan twee waardige en verstandige lieden van hetzelfde ‘leen’ die op dezelfde wijze verantwoording aan ons schuldig zijn.

(7)
Een weduwe mag bij de dood van haar echtgenoot onmiddellijk en zonder problemen beschikken over haar huwelijksdeel en erfenis. Ze hoeft niets te betalen voor haar bruidsschat, huwelijksdeel of voor welk erfgoed dan ook dat zij en haar echtgenoot op de dag van zijn dood gezamenlijk bezaten. Ze mag tot veertig dagen na zijn dood in het huis van haar echtgenoot blijven wonen en in die periode zal haar bruidsschat aan haar worden overgedragen.

(13)
De stad Londen zal al haar oude vrijheden en vrije rechten behouden, zowel te land als te water. Verder willen we ook alle andere vrije steden, versterkte steden en kleine steden en havensteden al hun vrijheden en vrije rechten toestaan.

(14)
Teneinde de algemene instemming van het koninkrijk te verwerven voor het bepalen van een ‘belasting’ – behalve in de drie boven gespecificeerde gevallen – of ‘schildgeld,’ zullen we ervoor zorgen dat de aartsbisschoppen, bisschoppen, abten, graven en grotere barons afzonderlijk per brief worden opgeroepen. Aan hen die direct land van ons beheren, zullen we een algemene oproep laten uitgaan, via de drosten en andere functionarissen, om samen te komen op een vastgestelde dag (die ten minste veertig dagen van te voren zal worden aangekondigd) en op een vastgestelde plaats. In alle oproepbrieven zal de reden voor de oproep worden aangegeven. Als er een oproep is uitgegaan, zal de kwestie die voor die dag aan de orde is, worden afgehandeld overeenkomstig het besluit van de aanwezigen, ook al is niet iedereen die werd opgeroepen verschenen.

(20)
Voor een gering vergrijp zal een vrij man worden beboet naar evenredigheid van de graad van zijn misdrijf en voor een ernstig vergrijp op navenante wijze, maar niet zo zwaar dat hem al zijn middelen van bestaan worden ontnomen. Op dezelfde wijze zal een koopman zijn koopwaar mogen behouden en een dorpeling het gereedschap van zijn boerenbedrijf wanneer ze worden overgeleverd aan de genade van een vorstelijk hof. De boetes mogen alleen worden opgelegd krachtens de eed van achtenswaardige lieden uit de buurt.

(38)
In de toekomst zal geen enkele functionaris een man enkel en alleen op basis van zijn eigen verklaring mogen laten terechtstaan, zonder dat hij geloofwaardige getuigen aandraagt die de waarheid van die verklaring kunnen bevestigen.

(39)
Een vrij man mag nooit worden gegrepen of gevangengezet, of van zijn rechten of bezittingen worden beroofd, of vogelvrij worden verklaard of verbannen, of op welke manier dan ook in zijn positie worden aangetast, noch mag er geweld worden gebruikt tegen hem, of mogen we anderen sturen om geweld tegen hem te gebruiken, zonder dat er sprake is van een wettig vonnis door zijn gelijken of door de wet van het land.

(40)
We mogen recht of rechtvaardige behandeling aan niemand verkopen of tijdelijk dan wel permanent onthouden.

(45)
We zullen alleen lieden die de wet van het koninkrijk kennen en van plan zijn om zich daar naar behoren aan te houden, aanstellen als baljuws, ordebewaarders, drosten of in andere functies.

(60)
Alle rechten en vrijheden die we hebben erkend, zullen in ons koninkrijk worden gerespecteerd voor zover onze eigen betrekkingen tot onze onderdanen in het geding zijn.

Laat alle lieden van ons koninkrijk, of dat nu geestelijken zijn of leken, deze in hun betrekkingen tot hun onderdanen op dezelfde wijze respecteren.

Vertaling: Jabik Veenbaas

Elsevier nummer 23, 6 juni 2015