Soms voelt Frankfurt inderdaad als wereldstad ‘Mainhattan’

11 mei 2015Leestijd: 2 minuten
'Klaus Ohlenschläger/DPA'

Frankfurt, de vijfde stad van Duitsland is een van de snelst groeiende steden van het land. De toestroom van mensen met geld geeft de stad een stevige oppepper. Dat biedt veel voordelen – en een beetje ergernis.

Toen ik onlangs ruw werd gewekt door het geluid van een boormachine, wist ik weer dat het goed gaat met Frankfurt. Boven mijn hoofd wordt van twee kleinere appartementen één grote gemaakt. Zo is het met diverse appartementen in mijn gebouw al gegaan en zo gebeurt het in andere delen van de stad ook.

Waar niet wordt verbouwd, wordt wel gebouwd. Pal naast het beursterrein is een gigantische nieuwe wijk in aanbouw, het Europaviertel. Ook het financiële district wordt driftig uitgebreid. Tegelijkertijd herbouwt de gemeente een deel van zijn in de oorlog verwoeste historische binnenstad.

Kortom, je kunt vrijwel nergens lopen, fietsen of rijden zonder een bouwproject tegen te komen. Het gemopper en geklaag – toch al iets dat Duitsers goed kunnen – is dan ook niet van de lucht. De binnenstad is berucht om zijn verkeersopstoppingen. Het is de keerzijde van het succes.

Deejays

Duitslands vijfde stad is een van de snelst groeiende steden van het land. Grootste trekker is de Europese Centrale Bank, die de afgelopen twee jaar zo’n duizend man personeel aannam. Mooi voor Frankfurt, dat zich graag aanprijst als wereldstad in het klein of, verwijzend naar New York en de rivier Main, als ‘Mainhattan’.

Dat mag een tikje overdreven zijn, de groei en toestroom van mensen met geld geven de stad een stevige oppepper. De Zeil, de centrale winkelstraat, is de drukste en best renderende winkelstraat van Duitsland. Er zijn hippe party’s op de daken van parkeergarages en winkelcentra.

Het voorname Städel Museum organiseerde onlangs zelfs een dansevenement rond een expositie van Claude Monet. Deejays waren uit Parijs ingevlogen. Op zo’n avond is Frankfurt, toegegeven, toch een beetje wereldstad. Daarvoor nemen we het bouwleed graag voor lief.

Elsevier nummer 20, 16 mei 2015