Erdogan heft noodtoestand op, maar maakt het uit?

19 juli 2018Leestijd: 3 minuten
Erdogan - Foto: AFP

Na twee jaar is er in de nacht van woensdag op donderdag een einde gekomen aan de noodtoestand in Turkije. Die werd ingesteld na de mislukte coup in juli 2016, en werd dit keer voor het eerst niet verlengd.

Het opheffen van de noodtoestand was een van de verkiezingsbeloften van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan. De Europese Unie (EU) verwelkomt het besluit om de noodtoestand op te heffen, maar zet ook vraagtekens bij hoeveel er in de praktijk verandert.

Critici ontslagen, opgesloten en vervolgd

De noodtoestand was twee jaar lang van kracht. Hij werd vijf dagen na de mislukte staatsgreep in Turkije voor het eerst ingesteld. De Turkse regering houdt de in Pennsylvania woonachtige islamitische geestelijke Fethullah Gülen en zijn volgelingen steevast verantwoordelijk voor de coup, en hebben onder de noodtoestand veel van zijn vermeende aanhangers vervolgd. In april verlengde de regering van Erdogan de noodtoestand voor de zevende keer.

Onder de noodtoestand kon Erdogan per decreet regeren, iets wat hij met zijn machtsuitbreiding naar aanleiding van de nieuwe grondwetswijzigingen overigens ook kan.

Onder de noodtoestand konden de rechten en vrijheden van burgers flink worden ingeperkt. Onder die noodtoestand werden talloze ambtenaren, rechters, journalisten en academici ontslagen en op non-actief gesteld. Ook veel andere prominenten, academici en politici (vooral van de Koerdische oppositiepartij HDP) werden dan ook onder het mom van de noodtoestand ontslagen of opgesloten. Tientallen kranten en andere mediabedrijven moesten hun deuren sluiten.

Veel kritiek op Turkse noodtoestand

De Turkse noodtoestand werd zowel nationaal als internationaal bekritiseerd: critici beschuldigen Erdogan ervan misbruik te maken van de situatie en tegenstanders zo de mond te willen snoeren. Volgens officiële cijfers werden sinds juli 2016 ten minste 77.000 mensen gevangengezet onder het mom van de noodtoestand.

Critici van de regering-Erdogan zijn sceptisch over het opheffen van de noodtoestand. Volgens hen verandert er in de praktijk weinig. Vanwege zijn onlangs verworven machtsuitbreiding, vrezen zij dat wat vroeger als noodtoestand gold, nu de permanente situatie wordt.

Er ligt in Turkije namelijk een wetsontwerp van Erdogans AK-partij klaar voor de ‘strijd tegen terreur in normale toestand’. Binnen die wet zouden rechters, militairen en ambtenaren kunnen worden ontslagen in het kader van terreurbestrijding – een rekbaar begrip in Turkije – en kan hun paspoort worden ingetrokken. Daarnaast blijft de vrijheid van vergaderen beperkt, en kunnen mensen die als gevaar voor de ‘publieke orde’ worden gezien, worden verboden bepaalde gebieden te verlaten. Tot slot wordt het militairen toegestaan om in een ‘noodgeval’ mensen zonder opgave van reden te fouilleren, en auto’s en bezittingen te doorzoeken.

De Europese Unie (EU) is kritisch over de nieuwe wet. ‘Het beëindigen van de noodtoestand is een welkome stap,’ zegt EU-buitenlandwoordvoerder Maja Kocijancic, ‘maar tegelijkertijd geloven wij dat de goedkeuring van de nieuwe wetten waarmee de autoriteiten uitzonderlijke macht krijgen, en waarbij sommige restrictieve elementen van de noodtoestand blijven bestaan, het positieve effect van het beëindigen daarvan temperen.’ De Europese Unie roept Turkije dan ook voor de zoveelste keer op om maatregelen die de rechtsstaat aantasten, terug te draaien.