Het Amerikaanse inreisverbod voor een deel van de reizigers uit zes moslimlanden is donderdagavond (lokale tijd) zonder echte weerstand ingegaan. Op veel grote Amerikaanse luchthavens stond een handjevol betogers en advocaten.
De advocaten stonden in de aankomsthal, omdat ze juridisch getouwtrek verwachten als reizigers uit Iran, Libië, Somalië, Sudan, Syrië en Jemen niet zouden worden toegelaten in de Verenigde Staten.
Arbeidscontract
Het inreisverbod werd deze week deels goedgekeurd door het Amerikaanse Hooggerechtshof. De eerdere versie is wat afgezwakt. Alleen personen die geen ‘bonafide relatie hebben met een persoon of entiteit in de Verenigde Staten’ mogen het land niet in.
Concreet betekent dat bijvoorbeeld dat iemand wel een visum kan krijgen als de huwelijkspartner, ouders of kinderen al in Amerika wonen. Grootouders of kleinkinderen krijgen geen toestemming. Voor mensen die voor werk of studie komen, gaat de deur dicht, tenzij ze bewijsmateriaal, zoals een arbeidscontract, kunnen laten zien.
Campagne
Kort voor het ingaan van de wet maakte Hawaii bekend dat de staat een rechtszaak heeft aangespannen tegen de regering over een deel van het verbod. De staat procedeerde eerder al succesvol tegen de eerdere versie van de wet. Trump denkt dat zijn inreisverbod voor inwoners uit (toen nog) zeven overwegend islamitische landen de Verenigde Staten veiliger maakt.
Lees dit commentaar van Robbert de Witt: ‘In een rechtsstaat als de Verenigde Staten hebben niet de tegenstanders van de president het laatste woord, maar het Hooggerechtshof. Gelukkig maar.‘
Het was een belofte die hij deed tijdens de campagne. ‘We moeten de deur op slot doen voor deze mensen, totdat we weten wat er aan de hand is,’ zei de toen nog Republikeinse presidentskandidaat over de maatregelen tegen moslimextremisme. Zijn tegenstanders vinden het inreisverbod discriminerend en kregen gelijk van diverse rechters. Het hoogste rechtscollege in de Verenigde Staten is dus van mening dat het inreisverbod in beperkte vorm mag doorgaan.