Het ministerie van Justitie is een onbeheersbare kolos geworden

11 maart 2015Leestijd: 4 minuten
'ANP'

De minister van Veiligheid en Justitie is de minister van de politie, van het OM en van terrorismebestrijding. Dat zijn veel te veel verantwoordelijkheden, geen wonder dat er zo veel bewindslieden sneuvelen op dit departement

De Teevendeal was bedoeld om volk en vaderland te dienen. Het waren macabere woorden van staatssecretaris Fred Teeven bij zijn aftreden.

In de Middeleeuwen heette het anders: voor God en Koning. In de moderne tijd heeft het volk de plaats van God ingenomen als de ultieme grondslag van de macht. De tijdelijke dienaren van de macht zijn eigenlijk in dienst van het volk.

En het volk wordt via de volksvertegenwoordigers geacht het instituut te zijn dat de ministers of staatssecretarissen macht toekent. Welnu, de volksvertegenwoordiging vindt dat zij verkeerd is ingelicht.

De minister en de staatssecretaris moeten weg. Het democratieprincipe werkt vrij genadeloos in geval van de justitiële autoriteiten.

Affaires

In de jaren negentig moesten de ministers Ernst Hirsch Ballin (CDA, Justitie) en Ed van Thijn (PvdA, Binnenlandse Zaken) aftreden wegens de IRT-affaire. Daarna waren in de Paarse periode (1994-2002) de ministers Winnie Sorgdrager en Benk Korthals aan de beurt.

Ze hadden het ontzettend moeilijk, er was vaak alle reden om ze af te zetten.

In de post-Fortuyn periode, na 2002, verscheen CDA-minister Piet Hein Donner ten tonele. Om de haverklap moest hij in de Kamer uitleg geven: over een ontsnapte tbs’er of over de brand in het detentiecentrum op Schiphol.

De brand in het cellencomplex Schiphol-Oost werd hem fataal, Donner moest in 2007 aftreden. Het ministerie van Justitie is een risicoministerie.

Trots

Het ministerie van Justitie – sinds het aantreden van premier Mark Rutte in 2010 het ministerie van Veiligheid en Justitie – is een buitengewoon riskante plek voor een politicus. Wie deze post overleeft, mag met gepaste trots verdergaan met zijn leven.

Ik vermoed dat op dit moment het ministerie van Veiligheid en Justitie de grootste statelijke werkgever van Nederland is. Het is een extreem belangrijk ministerie.

Eigenlijk zit dit ministerie veel ingewikkelder in elkaar dan een decennium eerder. Het departement omvat de Nationale Politie, de Nationale Coördinatie Terrorisme en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, het gevangeniswezen, de tbs-centra, vreemdelingenzaken, et cetera.

Het is too big to fail.

Onmogelijk ministerie

De minister van Veiligheid en Justitie is dus de minister van de politie, het OM en de terrorismebestrijding. Dat vereist bijzondere kwaliteiten. Wellicht is dit ministerie een onmogelijk ministerie aan het worden. Dat blijkt ook uit de Teevendeal.

Nu schakelen we over naar de rechtsstaat in verhouding tot zo’n groot ministerie.

Oud-officier van justitie Fred Teeven maakte een financiële afspraak met een crimineel in een strafzaak. Dat was conform de geldende wetten.

Paar miljoen

Een afspraak van een dergelijke omvang gaat de bevoegdheden van een officier van justitie te boven. In de regel moet het worden voorgelegd aan het college van procureurs-generaal. Daarna moet het ook aan de minister van Justitie worden voorgelegd.

Het gaat hier om een belangenafweging waartoe het OM wettelijk verplicht is. Het vervolgingsmonopolie ligt immers bij het Openbaar Ministerie.

Een afspraak over een paar miljoen gulden met een crimineel wordt in de regel onmiddellijk aangemerkt als een staatsgeheim. Het ziet er lelijk uit – de crimineel wordt verrijkt– en dat maakt de deal niet-presentabel.

Vastlopen

Maar dit soort afspraken in het kader van vervolging van criminelen of in het kader van veiligheidsvraagstukken wordt geregeld gemaakt. Het inlichtingen- en veiligheidssysteem zou vastlopen zonder zulke afspraken.

Er zijn daarom specifieke organen die de rechtsgeldigheid en de kwaliteit van de belangenafweging bij een justitiële deal (met criminelen) of een deal van veiligheidsdiensten (met staatsgevaarlijke personen) moeten toetsen.

Daarna is het dossier staatsgeheim – om tal van redenen. De inhoud van een afspraak is bepalend voor het doel dat de staat ermee wil bereiken. Openbaarmaking zou het bereiken van dat doel in gevaar kunnen brengen.

Staatsgeheim

Daarnaast zou openbaarmaking van een afspraak met een crimineel of een staatsgevaarlijke figuur leiden tot het ontstaan van een soort concurrerende markt. Anderen zouden bij een deal met de staat nog hogere bedragen kunnen afdwingen.

De belangrijke vraag die de Kamerleden aan het kabinet moeten stellen, luidt dus: hoe kreeg Nieuwsuur toegang tot een staatsgeheim? Of was het geen staatsgeheim?

Er is nog een belangrijke vraag: hebben de topambtenaren de minister goed geïnformeerd? Als dit het geval is, dan is het een raadsel waarom (inmiddels oud-)minister Ivo Opstelten de Kamer via de ‘Commissie Stiekem’ niet wilde informeren. In die commissie mogen staatsgeheimen wel worden besproken.

Verkiezingsstrijd

De Kamer moet ook vragen of de omvang van het ministerie van Veiligheid en Justitie niet moet worden teruggebracht. Wellicht is het raadzaam om de taken van de staatssecretaris van Justitie bij het ministerie van Binnenlandse Zaken onder te brengen.

Daarna zou de staatssecretaris van Justitie met de politiezaken kunnen worden belast. Dit is niet het enige model. Er zijn verschillende organisatorische matrices te bedenken om het ministerie beheersbaar te maken.

Houd inhoudelijke issues omtrent justitie buiten de verkiezingsstrijd.