Wetgeving voor inlichtingdiensten is hopeloos achterhaald

09 december 2013Leestijd: 4 minuten

De wetten waaraan Nederlandse inlichtingendiensten zich moeten houden, stammen uit de Paarse jaren negentig. De communicatie heeft sindsdien een enorme vlucht genomen: tijd voor nieuwe bevoegdheden – met bijpassende controle.

Wereldwijd wordt gedebatteerd over de rol van de Amerikaanse inlichtingendiensten bij het aftappen van gegevens. Zij verzamelen wereldwijd miljarden telefoongesprekken en andere informatie.

Deze diensten leven technisch gezien in de 21ste eeuw. Nederlandse inlichtingendiensten functioneren volgens de wetten van de jaren negentig van de vorige eeuw. Nederlandse inlichtingdiensten rijden met een tjoektjoek-trein, terwijl de Amerikaanse, Britse, Chinese en Russische inlichtingendiensten met lichtsnelheid de wereld rondreizen.

Evenwichtig

De commissie Evaluatie Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002 – de commissie-Dessens – heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar de Wet op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv), in samenhang met de werkzaamheden van de diensten.

Het resultaat is een zeer evenwichtig rapport. In 1989 eindigde de Koude Oorlog, waarna de inlichtingendiensten werden gereorganiseerd. De gedachte was dat er geen behoefte meer zou zijn aan een grote inlichtingendienst.

Wel hield de Kamer zich in de jaren negentig bezig met de voorbereiding van een nieuwe wet op inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In 2002 trad de Wiv in werking.

Niet zo snel

De Wiv was gebaseerd op de technische mogelijkheden uit de jaren negentig van de vorige eeuw. En toen ging het allemaal nog niet zo snel in de wereld van de communicatie. In de jaren negentig van de vorige eeuw werd ervan uitgegaan dat het communicatieverkeer voornamelijk via de ether en de satelliet zou verlopen.

Onder deze omstandigheden gaf de wetgever in artikel 27 lid 1 Wiv de inlichtingendiensten de bevoegdheid ‘tot het met een technisch hulpmiddel ongericht ontvangen en opnemen van niet-kabelgebonden telecommunicatie’.

Paarse kabinetten

Ongerichte interceptie richt zich ‘niet op berichten die afkomstig zijn van een bepaalde persoon of organisatie of die zijn gerelateerd aan een technisch kenmerk, maar die bijvoorbeeld al het berichtenverkeer van een bepaald satellietkanaal uit de ether halen en opslaan’.

Deze ruime bevoegdheid werd aan de Nederlandse inlichtingendiensten toegekend door de Paarse kabinetten, die bestonden uit D66, PvdA en VVD, al trad de wet bij het aantreden van het kabinet-Balkenende I in werking.

Explosieve groei

D66 vond het normaal dat de Nederlandse inlichtingendiensten ongericht alle communicatie via de ether en de satelliet mochten aftappen.

In 2013 ziet de techniek van de communicatie er anders uit. Volgens de commissie-Dessens heeft de explosieve groei van internationale (glasvezel)kabelnetwerken ertoe geleid dat naar schatting 80 tot 90 procent van het internationale dataverkeer via vaste netwerkverbindingen verloopt.

Wat kunnen de diensten doen met de bevoegdheden uit de Wiv 2002? Door het intensieve gebruik van internet zijn ‘de huidige juridische mogelijkheden voor ongerichte interceptie door de diensten gereduceerd tot 10 à 20 procent van het telecommunicatie- en internetverkeer’.

Veranderd

In de jaren negentig van de vorige eeuw kregen de diensten de bevoegdheid om ongericht alle communicatie te kunnen aftappen. In 2013 kunnen ze met dezelfde wet slechts 10 tot 20 procent van de communicatie aftappen.

Wat is er veranderd? Een vervelende, maar noodzakelijke vraag. Slechts één factor is in de afgelopen jaren veranderd: het internet – of beter gezegd: de middelen om internet te gebruiken.

Het medium is veranderd. En de logische vraag luidt: is communicatie via internet heiliger en beschermwaardiger dan andere vormen van communicatie? Als dat niet het geval is, waarom geeft de wet nog steeds de bevoegdheid aan de diensten om ongericht alle communicatie via de ether of de satelliet af te tappen?

Alexander Pechtold

Dit is de logische vraag die Alexander Pechtold en zijn mensen moeten beantwoorden. Juist zij hebben geholpen bij de totstandkoming van de bevoegdheid om alles via de ether of de satelliet te kunnen afluisteren.

Als D66 of andere partijen denken dat niet alles ongericht mag worden afgetapt, moeten zij de bestaande bevoegdheid (artikel 27 Wiv) wijzigen. In dat geval zouden de diensten niet langer ongericht de communicatie via de ether of de satelliet mogen afluisteren – wel zo consequent.

Maar als de wetgever denkt dat de bevoegdheid tot ongericht afluisteren overeind moet blijven, dan is het logisch dat deze bevoegdheid ook op het nieuwe medium internetverkeer van toepassing zou moeten zijn. Wel moet daarvoor een strak en effectief controlemechanisme komen.

Incidenten

Volgens de commissie-Dessens dreigen de inlichtingendiensten op termijn doof en blind te worden. Uit het rapport en andere rapporten blijkt geenszins dat de inlichtingendiensten hun bevoegdheden systematisch hebben misbruikt. De incidentele fouten of het incidentele wangedrag moeten we niet verwarren met het systeemmisbruik.

Hier gaat het niet om de bevoegdheid, maar om de wijze waarop zij wordt toegepast en het doel waartoe de bevoegdheid wordt ingezet.

D66 en andere partijen hebben gelijk wanneer ze de nadruk leggen op controle. Maar dit moet niet gepaard gaan met hypes en onwaarheden. Er is behoefte aan een logisch debat over de bevoegdheden van de inlichtingendiensten.

Dus geen ongerichte interceptie, maar een gerichte interceptie naar het functioneren van diensten. Geen bevoegdheid zonder effectieve controle.