Arm, allochtoon en anders: zo pak je probleemjongeren aan

11 februari 2016Leestijd: 3 minuten

Ze zijn arm, achtergesteld, allochtoon en anders. De probleemjongeren van nu voelen niets voor een ‘normale’ carrière, maar verkiezen het leven van de straat. Criminoloog Jan Dirk de Jong pleit voor een andere aanpak.

Iedereen kent ze wel. Die gasten in trainingspakken, met bontkragen en petjes die rondhangen in de wijk. Sommigen halen alleen kattenkwaad uit, anderen plegen zwaardere misdrijven.

Criminoloog Jan Dirk de Jong is lector Jeugdcriminaliteit aan de Hogeschool Leiden. In zijn lectorale rede pleit hij donderdag voor een aanpak met meer ‘verbondenheid’, ‘medeleven’ en ‘liefde’. Maar, dit klinkt softer dan het is. Alleen mensen met het juiste karakter, uitstraling en gezag kunnen deze jongens op het rechte pad krijgen. En die pakken de jongeren niet zacht, maar juist streng en rechtvaardig aan. Maar dit kan alleen als de jongeren zich ‘verbonden’ voelen met hun hulpverleners.

Nieuwe veelpleger

‘Veel van hen, de nieuwe veelpleger, hebben een niet-westerse achtergrond. Ze zijn vaak wel hier geboren, maar in tegenstelling tot landen als Frankrijk en Amerika noemen wij ze allochtoon,’ zegt De Jong in een videointerview met Elsevier. ‘Dus ze weten “we horen er niet bij”.

Volgens De Jong is de buitenlandse achtergrond een verschil met de ‘Ciske de Rats’, de Hollandse straatschoffies, van vroeger. ‘Ze zijn niet alleen arm of achtergesteld, wat Ciske ook was, maar ze zijn ook nog allochtoon. Ze horen er niet bij, moeten oprotten, weg uit dit land, paspoort afnemen.’

Verstandelijke beperking

Daar komt bij dat veel van de probleemjongeren tegenwoordig een stempel van een lichtelijk verstandelijke beperking (lvb) krijgen opgedrukt.

‘Dus je bent arm, achtergesteld, allochtoon én anders. Nou wat zoek je dan? Een groep of mensen die jou in ieder geval nog het gevoel geven dat je erbij hoort.’

Hoe pak je die aan?

Wie de probleemjongeren op het rechte pad wil krijgen, moet zich niet blindstaren op eindeloze, gesubsidieerde projecten van de gemeente. Het is volgens De Jong veel belangrijker om te kijken naar personen met de juiste karaktereigenschappen.

‘Ik bedoel de mensen die in hun werk als wijkagent, als hulpverlener, als jongerenwerker, als reclasseringsambtenaar, als docent of als ondernemer die passie heeft, die betrokkenheid heeft, die oprechtheid heeft die maakt dat hij deze jongens ook echt over de streep krijgt.’

Inhoud

De Jong pleit ervoor dat het bij de aanpak van jeugdige delinquenten weer gewoon over de inhoud gaat. Volgens de criminoloog gaat het nu te veel over ‘verantwoording’, ‘papierwerk’, ‘targets’ en ‘prestatieafspraken’.  ‘Op een gegeven moment gaat de inhoud een beetje verloren en daar worden werknemers een beetje cynisch van’.

De Jong onderstreept overigens dat zijn geschetste aanpak alleen werkt voor de groep probleemjongeren die nog op het randje van de gewone samenleving en de echte criminaliteit balanceren. ‘Een deel van de jongens zit er veel te diep in. Die verdienen bakken met geld. Bij hen hoef je echt niet aan te komen met liefde en verbondenheid. Ik richt me op de jongens die nog te redden zijn.’

Volgende generatie

Als de jongens in de trainingspakken de 30 zijn gepasseerd, kiezen de meesten volgens De Jong voor ‘huisje boompje beestje’. Maar dan staat er alweer een nieuwe generatie klaar om rotzooi te trappen.

‘Daarom is het van belang om aandacht te besteden aan de broertjes en zusjes van. Om te voorkomen dat die plekjes opnieuw gevuld worden. Hoe eerder je erbij bent, hoe beter en sneller je dat kind kan helpen en voorkomen dat we over een paar jaar nog meer Ciske de Ratjes hebben’.