Waarom Mark Rutte liever onder zijn (buitenlandse) gelijken is

23 juni 2015Leestijd: 4 minuten

Premier Mark Rutte (VVD) is steeds vaker buitengaats en laat de ministerraad over aan vicepremier Lodewijk Asscher. Waarom is dat?

Premiers krijgen, als ze een aantal jaren in functie zijn, meer belangstelling voor het buitenland. Mark Rutte (VVD), half oktober vijf jaar minister-president, lijkt niet aan die wetmatigheid te ontsnappen. De premier laat steeds vaker het voorzitterschap van de wekelijkse ministerraad op vrijdag lopen, vooral voor verplichtingen in het buitenland.

Dit valt vooral de laatste maanden op. Sinds de verkiezingen voor Provinciale Staten van 18 maart dit jaar liet Rutte de ministerraad herhaaldelijk schieten. Dan gunt hij het voorzitten van die raad aan de vicepremier, de PvdA’er Lodewijk Asscher (en één keer aan minister Henk Kamp (VVD) van Economische Zaken). Afgelopen maand juni zat Rutte de ministerraad zelfs maar één keer voor.

Inclusief de ministerraad van deze week werden er sinds de Statenverkiezingen veertien ministerraden gehouden. Hiervan zat  Rutte er zes voor, Asscher zeven en Kamp één. Deze week was er, net als op 20 maart, een Europese top in Brussel die zich niet liet combineren met de ministerraad in Den Haag.

Maar premier Rutte bezocht ook China, India en Panama en hij gaf de Bilderbergconferentie in Oostenrijk, van 11 tot en 14 juni, voorrang boven de ministerraad. Half april gaf Rutte voorrang aan het oplossen van de ‘bed-bad-brood’-problemen in de coalitie. Half mei nam hij vrij.

Onderraden

Dat Rutte de ministerraad zo makkelijk laat schieten, zegt iets over Rutte, maar ook iets over hoe het instituut ministerraad zich onder zijn leiding ontwikkelt. De ministerraad is heel sterk een uitvoeringsorgaan geworden van de coa­litie en de gedoogconstellaties die de kabinetten-Rutte nodig hadden en hebben in de Eerste of de Tweede Kamer.

Als het Regeerakkoord eenmaal is gesloten, hebben de ministers dat uit te voeren. Voor de gedoogakkoorden met oppositiepartijen geldt hetzelfde. Het praktische werk voltrekt zich vervolgens in ministeriële onderraden.

Rutte is zo in de eerste plaats manager van de coalitie en haar gedogers. Als in dat verband brandjes uitbreken – de zorgcrisis, de crisis over bed, bad en brood voor illegalen – is de premier desnoods dag en nacht in touw. De vrijdagse ministerraden daarentegen duren zo mogelijk nog korter dan onder Ruttes voorganger, premier Jan Peter Balken­ende (CDA).

Dat Nederlandse premiers gaandeweg aardigheid krijgen in het onderhouden van hun internationale contacten loopt gelijk op met de vorming van de Europese Raad van Regeringsleiders en Staatshoofden. Tot 1974 zagen ministers van Buitenlandse Zaken zich veelal als de leiders van de Europese eenwording, nadien is dat steeds meer chefsache geworden.

De regeringsleiders van de Europese Unie zien elkaar niet alleen voortdurend in elkaars voltallige gezelschap, maar zoeken elkaar ook op en bellen met elkaar. Rutte doet daar druk aan mee.

Topfunctie

De omgang met andere regeringsleiders heeft ook zo zijn sociale kanten. Van premier Wim Kok (1994-2002) is bekend dat hij het aangenaam vond om onder zijn gelijken ervaringen uit te wisselen. Samen aan de top maakt het iets minder Lonely at the Top.

Zowel premier Ruud Lubbers (1982-1994) als premier Balken­ende (2002-2010) poogde zich, met het eind van het premierschap in het zicht, al als premier in de race voor een Europese toppositie te brengen. Tevergeefs.

Lubbers deed nadien ook een mislukte gooi naar de toppositie bij de NAVO. Hij eindigde bij de UNHCR. Premier Dries van Agt (1977-1982) eindigde zijn carrière als Europees ambassadeur in achtereenvolgens Tokio en Washington. Wim Kok heeft enkele keren geaarzeld of hij als premier moest ingaan op de uitnodiging voor een Europese topfunctie.

Hoe het zijn voorgangers verging, zegt uiteraard niets over hoe het Rutte zal vergaan. Maar het is evident dat zijn belangstelling zich tijdens zijn premierschap gaandeweg over de grens aan het verbreden is.

Dan nadert, voor het eerst in twaalf jaar, ook nog een Nederlands voorzitterschap van de EU: de eerste zes maanden van 2016. Zo’n voorzitterschap stelt heel wat minder voor sinds de regeringsleiders, evenals de euro-ministers van Financiën en de ministers van Buitenlandse Zaken, een vaste voorzitter hebben. Bovendien worden alle formele toppen in Brussel gehouden.

Nieuwe Europese verdragen worden er voorlopig ook niet gesloten, zoals eerder wel onder Lubbers in Maastricht (1991) en onder Kok in Amsterdam (1997). Maar ook geërodeerde Europese glorie laat de premier van een land als Nederland niet graag aan zich voorbijgaan.

Elsevier nummer 26, 27 juni 2015