Ferry Hoogendijk: ‘Ik ben altijd arrogant geweest. Onkwetsbaar’

14 februari 2014Leestijd: 10 minuten

Journalist Ferry Hoogendijk groeide in de jaren zeventig en tachtig uit tot ‘mister Elsevier’. Vrijdag overleed hij op tachtigjarige leeftijd. Liesbeth Wytzes interviewde Hoogendijk in mei vorig jaar toen hij wist dat zijn leven niet lang meer zou zijn.

Dit interview verscheen op 18 mei 2013 in Weekblad Elsevier

Ferry Hoogendijk kijkt terug op een leven met ups en downs, waarin zijn fascinatie voor de macht een constante factor was. Al 62 jaar volgt hij de politiek en als Kamerlid voor de LPF maakte hij er even deel van uit. Nog steeds kan hij zich opwinden over wat er in Den Haag gebeurt. ‘Mark Rutte heeft de boel verpest.’

Dr. Ferry Hoogendijk, politicoloog, oud-hoofdredacteur van Elsevier en van European Affairs , oprichter van kunstblad Art&Value, kunstliefhebber, dertig jaar politiek commentator voor radio en tv, oud-Kamerlid voor de LPF in 2002, wordt tachtig in november. Tijd om terug te kijken op zijn leven, zeker omdat hij niet bepaald gezond is. Maar terugkijken op wat voorbij is, is niet echt iets voor Hoogendijk. Hij keek altijd liever naar de toekomst. En dat die nu in zijn geval heel kort is, valt hem zwaar.

Hoogendijk, drie dochters uit zijn eerste huwelijk en een dochter met zijn huidige vrouw Natascha, werd altijd gefascineerd door de macht. Meer om die te bestuderen dan om er zelf aan deel te nemen. En hij wil gezien worden. Nu nog. Als zijn vrouw iets vindt, spoort hij haar aan dat op te schrijven en naar de krant te sturen. ‘Anders bestaat het niet. Het heeft alleen nut als de buitenwereld het ziet.’

Op zoek naar macht

Als jongen in Gouda was hij natuurlijk hoofdredacteur van de schoolkrant. Hij schreef geen stukjes over sport of een werkweek. Nee, hij stuurde als 15-jarige een brief aan premier Willem Drees, of hij hem mocht interviewen. En gek genoeg mocht dat. Brutaal en nergens bang voor – zo was het toen en zo is het altijd gebleven. Wie anders dan Ferry Hoogendijk haalt het in zijn hoofd om na een toespraak van Helmut Kohl in Davos tijdens het World Economic Forum het podium op te springen, Kohl de hand te schudden en een interviewafspraak te maken? ‘Ja, ik dacht: dit is mijn kans, straks is hij weg.’

Hoogendijk volgt de politiek op de voet, zoals hij dat al meer dan zestig jaar doet. Als jongen al. ‘Een ander ging zeilen. Ik zat als een soort gek bij de radio en luisterde naar de debatten in de Tweede Kamer. Een afwijking die ik al vroeg had, al valt het de laatste tijd niet mee. Mijn fascinatie is altijd de politiek geweest. De macht.’

Dan kun je aan het begin van je leven twee dingen doen: de macht zoeken, of hem beoordelen. Hoogendijk koos voor het laatste, hij ging de journalistiek in. ‘Ik wilde altijd het liefst onafhankelijk kunnen zeggen wat politici wel of niet goed doen. Daar heb ik nooit spijt van gekregen.’

Niet dat Hoogendijk meteen precies wist wat hij moest worden. ‘Op school was ik zoekende. Ik heb toen ook een bezoek gebracht aan de secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken. Die ontving me op een zaterdag thuis. Ik twijfelde of ik in het diplomatenklasje moest gaan. Nou ja, dat is wel het laatste natuurlijk waarvoor ik geschikt ben! Na anderhalf uur zei hij: dat moet u echt niet doen. Toen had hij wel door dat ik een rebel was.’

Elsevier

Journalist dus, maar voor welk blad? Dat was niet zo moeilijk, als je tegendraads bent. In de jaren zeventig en tachtig, een periode die hij ‘verderfelijke decennia’ noemt, was ‘heel Nederland’ links. Logisch dat hij bij Elsevier terechtkwam. Hij studeerde politicologie en zijn eerste stuk, een interview met Jelle Zijlstra, toen minister van Economische Zaken, werd meteen gepubliceerd, op de voorpagina. 150 gulden kreeg hij ervoor. ‘Een enorm bedrag!’

Hoogendijk werd parlementair verslaggever en vervolgens adjunct-hoofdredacteur. ‘Kijk, misschien waren mijn stukken niet steeds even mooi geschreven, ik had wel altijd nieuws. Daar heb ik een neus voor.’

Op zijn 32ste werd Hoogendijk de jongste hoofdredacteur van Nederland. ‘Want je kunt de meeste macht uitoefenen als je hoofdredacteur bent.’

Was hij dan nooit onzeker? Dacht hij nooit: ik kan dit niet? ‘Nee, dat is een gekke eigenschap, maar dat ken ik helemaal niet. Ik denk: doorzetten. Altijd doorzetten. En ik durf ook een enorme klap op m’n hersens te krijgen. Die heb ik ook gehad. In mijn werk, toen ze me bij Elsevier wilden wippen, en privé, door mijn scheiding.’

Gouden tijd

In 1982 werd Hoogendijk door Ed Nijpels voorgedragen als minister van Cultuur. ‘Dat had ik misschien wel gedaan, maar daar stak Ruud Lubbers een stokje voor. Die vond dat ik te kritisch was geweest over hem en toen werd Elco Brinkman benoemd.’

Hoogendijk gebruikte Elsevier als een spreekbuis voor rechts. ‘De tijd van Joop den Uyl was een gouden tijd voor een rechts magazine! Ik was goed bevriend met politici als Schmelzer en Wiegel, en kreeg alle informatie die ik moest hebben. En de mensen die ik kritiseerde, zaten op donderdag bij mij in Wassenaar te dineren. De relatie met politici was geweldig, maar ik kraakte ze ook af als dat nodig was. Anders ben je een lakei, en dat heb ik nooit gewild.’

Macht is nou eenmaal interessant. ‘Veel mensen willen geld hebben. Je moet een beetje leuk kunnen leven, maar geld heeft me nooit geboeid. Ik wilde niet per se heel veel geld hebben. Ik vond het veel belangrijker dat ik het kabinet-Biesheuvel om zeep kon helpen. Of dat ik de nacht van Schmelzer kon voorbereiden, in 1966. Geweldig.’

Crisis

Ook in de jaren tachtig was er crisis, met enorme werkloosheid. Nu zitten we weer in een crisis. Zijn er overeenkomsten? Hoogendijk schiet rechtop in zijn stoel. ‘Het is nu veel ernstiger. De structuur van de crisis is erger. Dat was een economische malaise en nu komt het vooral door die euro. Die heeft helemaal niet de welvaart gebracht die we ervan verwachtten. Integendeel! De elite heeft de euro erdoorheen gedrukt en in mijn ogen is de ruggegraat van de samenleving, de middenstand, daarvan het grootste slachtoffer geworden. Ik maak altijd een praatje met de bakker en de slager, en die mensen hebben de grootste moeite hun hoofd boven water te houden. Btw-verhogingen zijn verschrikkelijk voor zulke mensen. Had ik het voor het zeggen gehad, dan was die niet van 19 procent naar 21 gegaan, maar juist naar 17.

‘Er moet een nieuwe Marx opstaan, voor de middenklasse. De arbeiders hebben het gered. Die krijgen uitkeringen als het moet. Er zijn veel werklozen, maar die kunnen worden omgeschoold. De jongen met het buurtwinkeltje kan dat niet.

‘En dat zijn de mensen die van oudsher op de VVD stemden. Dat doen ze dus niet meer. We hebben Rutte I gehad, Rutte II, en Rutte III, dat komt er dus niet. Die man kan nooit meer op tv komen en allerlei beloftes doen. Dat is een afgebrande zaak.

‘Kijk, je moet toegeven in een formatie. Maar hij had toen moeten zeggen: ik kan niet wekelijks beloven dat de hypotheekrenteaftrek niet zal worden afgeschaft – en het dan toch doen! Ik vind het trouwens prima hoor, om die af te schaffen, een raar instrument. Maar die jongen kan dus nooit meer als partijleider optreden en dat is de reden dat dit kabinet niet snel zal vallen. En ik heb veel kabinetten meegemaakt, maar dit is wel een van de slechtste die ik heb geobserveerd.

Boos op Rutte

‘Mark Rutte zal alle toeren uithalen om het in stand te houden, omdat het zijn laatste kabinet is. Nu heeft hij het geluk dat het sociaal akkoord is omarmd door alle politici, dat legt een stuk cement onder het kabinet. En hij heeft een jaar uitstel van Brussel. Dus voorlopig zit het snor. En schaduwpremier Diederik Samsom vindt het ook wel prima nu, want die gaat niet geweldig in de peilingen. Maar die wordt de nieuwe minister-president, dat staat helemaal vast.

‘Ook mensen die niet op Rutte hebben gestemd, zeggen dat hij een leugenaar is. Hij verpest de boel. We kunnen niet meer tegen deze mensen opkijken. Het gezag wordt aangetast.

‘De instanties die het beleid moeten uitvoeren, worden geleid door mensen die in limousines rijden en zich “voorzitter van de raad van bestuur” noemen. Onzin allemaal. Vroeger was je dan gewoon directeur. En als ze het niet goed doen, krijgen ze 2 ton mee. Of 4 ton. Mensen krijgen daar de pest over in. Dan ontstaat wat Pim Fortuyn “de verweesde samenleving” noemde. De regering heeft het gezag, maar dat moet ze wel waarmaken. Dat zei Aristoteles al. Anders heeft het geen enkele zin!’

Onvermijdelijk doet zich de vergelijking voor met vroeger. Misschien is het omdat we ouder worden, maar het lijkt er toch echt op dat politici van toen domweg meer statuur hadden. ‘Romme. Drees. Schermerhorn. Dat waren instituten. Maar de mensen die tegenwoordig de macht in handen hebben, daar heb ik heel weinig respect voor. Als Kortenhorst de Tweede Kamer voorzat in de jaren vijftig, was iedereen dood-stil. Als ik nu zie dat die mevrouw Van Miltenburg in snikken uitbarst, dan denk ik: waar zijn we mee bezig? De statuur is anders geworden, misschien omdat de tijd anders is. De Koning gedraagt zich ook anders.’

Wat is er dan veranderd? Hoogendijk, vijftig jaar lid van de VVD, daarna van de LPF, rechts geboren, vindt dat het kapitalisme te ver is gegaan. Bij het ouder worden is hij steeds linkser geworden, al kan dat ook weer een teken van rebellie zijn: iedereen rechts, dan hij naar links. Maar toch: ‘De hang naar geld is zo groot geworden. Toen ik in de Kamer ging voor de LPF, zei iemand: “Je bent toch gek, voor dat salaris.” Maar ik deed het omdat ik vond dat er iets moest veranderen. Mensen hebben bijna geen idealen meer. Het materialisme is zo hevig doorgebroken. Bankiers krijgen nog steeds bonussen. Schaf dat toch eens een paar jaar af. En dan dat geklets van: anders gaan ze naar het buitenland. Nou, dan gaan ze toch! Komt er wel een ander.

Linkser geworden

‘Ik ben linkser geworden. Veel linkser! Het kapitalisme heeft goede dingen gebracht, maar er is een grens.’

Diezelfde opwinding, maar dan nog heviger, voelde Hoogendijk toen hij ruim tien jaar geleden naar de opkomst van Pim Fortuyn keek. Hij meldde zich aan en werd Kamerlid voor de LPF. Het werd een keiharde les in hoe de politiek werkt. ‘Want je kunt dan wel zeggen dat Hoogendijk al zestig jaar in de politieke journalistiek rondloopt – het is heel wat anders om met de heren te onderhandelen. Ze waren zo uitgekookt. Donner, Balkenende, Zalm. Bij de kabinetsformatie werden we volledig ingezeept. Ze wilden ons er niet bij hebben. Zalm zat met zó’n gezicht. Politiek is toch een heel ander vak.’

Hij denkt er nog weleens aan, hoe het ook had kunnen gaan. De LPF niet, hongerig naar macht, meteen de regering in, maar eerst in de oppositie, om rustig een partij op te bouwen. ‘Onzin eersteklas dat we gingen regeren. Het waren allemaal individuen die het beter wisten. Er was geen samenhang. Dat het zo mislukt is, neem ik mezelf ontzettend kwalijk.’ In Geert Wilders ziet Hoogendijk niet zoveel. ‘Dat is toch, laten we daar eerlijk in zijn, een zeer beperkte geest.’

Na het echec met de LPF kon Hoogendijk amper door zijn woonplaats Naarden lopen. ‘Dan waren er mensen die me stompten, die zeiden: “Je hebt de boel verpest.” Dat was kwetsend, want ik had ontzettend m’n best gedaan. Toch ben ik blij dat ik het heb meegemaakt, want het was een historisch moment in de parlementaire geschiedenis. En ik speelde daar een rol in.’

Hoogendijk heeft dieptepunten meegemaakt. Zijn scheiding, lang geleden, had enorm veel impact. ‘Dat is verschrikkelijk geweest, daar heb ik heel veel last van gehad. Jaren mee rondgelopen. Ik heb met Natascha een heel goed leven. Maar het heeft me zwaar geraakt. Om dat soort dingen kan ik heel emotioneel zijn. Dat ik mijn kinderen in de steek heb gelaten. Ik ben een dochter kwijtgeraakt, die wil me niet meer zien, en dat is verschrikkelijk. Het huis in Wassenaar dat ik heb laten bouwen, is verkocht aan een vent die het gaat platgooien. Nou, dacht ik vannacht. Je hebt het lekker voor elkaar. De boel wordt letterlijk afgebroken.

Altijd arrogant geweest

‘Maar zakelijk ben ik niet te kwetsen. Toen de redactie van Elsevier in opstand kwam, begin jaren tachtig, ben ik een grote cruise gaan maken door het Panamakanaal. Ik ben altijd zo geweest. Arrogant. Grote conflicten raken me niet. Ik heb dat conflict overigens wel gewonnen.’

Bijna dertig jaar geleden hoorde Hoogendijk dat hij prostaatkanker had. Wat doe je dan? ‘Je kunt gaan zitten jammeren, maar daar schiet je niets mee op. Natascha en ik zijn kreeft gaan eten bij Saur in Den Haag en we hebben het aan niemand verteld. Anders ben je kwetsbaar. Mensen zien je anders als je ziek bent. Ik werd bestraald en ik ging doodziek naar m’n werk. Ik ben jarenlang goed behandeld, in Duitsland en in Nederland, het laatste half jaar zelfs met experimentele medicijnen, maar die werken helaas niet meer.

De toekomst is beperkt. ‘Die heb ik niet en dat is heel moeilijk voor mij. Ik kijk naar m’n auto en ik denk: ik zal nooit meer een nieuwe auto kopen. Of ik zie een leuk pak hangen en denk, waarom zou ik het kopen? Niet dat dat belangrijk is, maar het zijn moeilijke momenten. ‘Vorig jaar was ik doodziek, maar door die pillen heb ik er acht maanden bijgekregen. Dat is winst. En het leven wordt veel intensiever als je weet dat je er heel snel niet meer bent. Door die ziekte heb ik geleerd om meer in het heden te leven en elk moment dat we kunnen, doen we waar we zin in hebben. Lekker uit eten. Naar het Stedelijk. De confrontatie met het feit dat alles zomaar over kan zijn, maakt het leven heel interessant.’

Het afgelopen jaar heeft Hoogendijk niet zo veel meer gedaan, dat gaat niet meer. Maar soms… ‘Dan heb ik nog zo vreselijk de behoefte om de pen te pakken! Die Rutte!’