Vrijwel overal waar ooit ‘Arabische lente’ uitbrak, is het nu oorlog

31 maart 2015Leestijd: 3 minuten
'Saudi Press Agency/EPA/ANP'

Het Midden-Oosten is een hopeloze, gewelddadige warboel geworden. Want in elk conflict mengen zich buitenlandse partijen. Moslimextremistische bewegingen als IS en Al-Qa’ida net zo goed als regimes met een geheime agenda.

In de draaikolk van geweld die het Midden-Oosten is geworden, worden steeds meer landen meegezogen. In vrijwel alle landen waar in 2011 dictatoriale regimes onder luid applaus werden uitgedaagd, heerst nu chaos of oorlog. Libië scheurde uiteen na de dood van kolonel Muammar al-Khaddafi. In Syrië sleept de burgeroorlog zich voort.

Tunesië, waar de ‘Arabische Lente’ in 2011 begon, leek de uitzondering. Tot de aanslag in het Bardo-museum in Tunis twee weken geleden duidelijk maakte dat ook de Tunesiërs hun portie extremisme kunnen verwachten.

En nu breekt de pleuris uit in Jemen. Daar werd na een opstand in 2011 president Ali Abdullah Saleh verjaagd om plaats te maken voor een president die vorige week op zijn beurt per boot vluchtte naar Saudi-Arabië.

Dat steenrijke buurland voert nu een coalitie van tien Arabische landen aan die de nieuwe machthebbers, de Houthi’s, dag en nacht bombardeert.

Warboel

Het Midden-Oosten is zo een hopeloze, gewelddadige warboel geworden. Want in elk conflict mengen zich buitenlandse partijen. Moslimextremistische bewegingen als IS en Al-Qa’ida net zo goed als regimes met een geheime agenda.

De zware jongens in het machtsspel zijn de rivalen Saudi-Arabië en Iran. Zij voeren al decennia een koude oorlog, die in Jemen een nieuw front heeft gekregen.

Volgens de Amerikaanse krant The Washington Post is het klip en klaar dat Iraanse militaire adviseurs de Houthi’s – die overwegend sjiitisch zijn, net als de ayatollahs in Iran – helpen om Jemen onder controle te krijgen. Ook zouden ze stiekem raketten, munitie en ander wapentuig sturen.

Slangenkuil

De soennitische Saudiërs keken lang toe hoe de sjiitische Iraniërs in steeds meer landen hun invloed vergrootten: ten noorden van Saudi-Arabië in Irak, Syrië en Libanon, aan de zuidgrens in Jemen. De Saudische prinsen zien bovendien dat hun machtige bondgenoot Amerika zich onder Barack Obama geen raad weet met de implosie van het Midden-Oosten. De Amerikaanse president wil zijn soldaten niet meer die slangenkuil insturen, na Irak en Afghanistan.

De frustratie in Washington over Jemen moet groot zijn – de belangen zijn het in elk geval. Jemen is weliswaar arm – het is het enige land op het Arabische schiereiland zonder oliebronnen van betekenis – maar het ligt precies aan de ingang van de Rode Zee, dat als toegangspoort naar het Suezkanaal een slagader voor de wereldeconomie is.

‘Succesmodel’

En Jemen is een vrijhaven voor moslimterroristen. Onder meer de aanslag op het satirische tijdschrift Charlie Hebdo in Parijs werd door Al-Qa’ida in Jemen opgeëist. Amerikaanse drone-aanvallen wisten het terreurnetwerk er niet te elimineren. Toch verklaarde Obama in september nog dat de antiterreurcampagne in Jemen een ‘succesmodel’ is.

Enigszins absurd werd het toen dit vorige week vrijdag werd herhaald door het Witte Huis, terwijl op dezelfde dag Amerikaanse Special Forces halsoverkop het land moesten verlaten.

En dus proberen de Saudiërs het nu zelf maar op te lossen. Tienduizenden Saudische soldaten staan klaar om in Jemen orde op zaken te stellen – en Iran een slag toe te brengen.

De Jordaanse prins El Hassan bin Talal pleitte vorige week in Elsevier voor een grote Midden-Oosten-top, om te praten over oplossingen. Een nobel streven, maar voorlopig klinkt slechts oorlogstaal in de Arabische wereld.

Elsevier nummer 14, 4 april 2015